8 Peter van Zonneveld,
Bilderdijk aan zijn huisbaas
Beste Marita
Het was deze zomer veertig jaar geleden, dat wij elkaar voor het eerst ontmoetten, in de tijd van de Maagdenhuis-bezetting. We troffen elkaar vaak in het café d'Oude Herberg in de Handboogstraat. Als je mij toen had gevraagd wat ik het opmerkelijkste briefje uit de Nederlandse literatuur vond, zou ik hetzelfde antwoord hebben gegeven als nu. Ik had in 1967, toen ik nog op de middelbare school zat, het prachtige boekje over Bilderdijk gekocht dat Martien de Jong en Wim Zaal in 1960 samenstelden. Daarin trof ik een briefje aan, dat Willem Bilderdijk in de zomer van 1821 aan zijn huisbaas schreef. Sindsdien ken ik dat uit het hoofd. Wanneer ik in Leiden een literaire wandeling verzorg, mag ik het, staande voor zijn huis op het Rapenburg, nummer 37, graag citeren. De Jong en Zaal hebben de tekst een beetje gemoderniseerd, maar de oorspronkelijke versie is te lezen in de Bilderdijk-biografie van Kollewijn. In deel II staat op p. 155-156:
Hoog welgeboren Heer!
Daar ik my nooit met geldzaken bemoeid heb nog meen te bemoeien, weet ik niets van huurpenningen of lasten of wat dergelijke is. Ik verschoon voor het overige, volgens uw verzoek, uwe vrijpostigheid, als van een onbekende jegens een onbekende, schoon het - inderdaad - dezelve wat verre gedreven is, iemand in zijne studiën met dergelijke kleinigheden te sturen. Ik teeken wijders, met alle betamelijke hoogachting,
Hoogwelgeb. Heer,
Uw Dw. Dienaar
Leyden, 30 July 1821
W. Bilderdijk
Zoals je weet kon Bilderdijk volstrekt niet met geld omgaan. In de tijd dat hij in Leiden privaat-docent was, werden zijn financiële zaken behartigd door zijn vriend Lodewijk Caspar Luzac. Die Luzac kon je wel om een boodschap sturen. Hij zou het in 1848 nog tot Minister van Binnenlandse Zaken brengen. Maar kennelijk had hij de huur in 1821 niet op tijd voldaan. Hoe de huisbaas op het briefje gereageerd heeft, weten we niet. Je ziet Bilderdijk daar zitten schrijven in zijn achterkamer, in zijn huisjapon. Op zijn hoofd een warm gemaakt schoteltje, geknoopt in een doek als een soort Turkse wrongel, tegen de hoofdpijn, veroorzaakt door overmatig opium-gebruik. Zo gaf hij ook college aan zijn kleine, maar trouwe schare volgelingen, waaronder Jacob van Lennep. Als je aan de biografie over Van Lennep gaat werken, vergeet dan niet te vermelden wat hij in Klaasje Zevenster over Bilderdijk schreef (deel I, p. 65). Daar wordt gewezen op diens opium-addictie, daar noemt hij hem professor Onderbroek, met in een voetnoot: ‘Dezen naam plachten de studenten aan Bilderdijk te geven, om dat hij, te huis zittende, doorgaans zeker gewoon kleedingstuk miste.’
Ik wens je het allerbeste, en veel succes met dat boek.
Hartelijke groet,
Peter van Zonneveld
15 augustus 2009