De Rasoel-Komrij affaire. Een geval van elite-racisme
(2003)–T.A. van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
De ‘ontmaskering’ van RasoelDe Ondergang van Nederland was niet zomaar een boek dat onder pseudoniem was geschreven. Ter versterking van het effect diende Mohamed Rasoel zelf ook tot leven te komen. Hetgeen gebeurde. Een mysterieuze, geheel vermomde figuur diende zich aan als de auteur. Deze gaf interviews voor pers en tv, waarin hij de belangrijkste thema's van het boek, namelijk de naïeve goedgelovigheid van de Nederlanders tegenover de bedreiging van de islam, nog eens herhaalde. Meer geïnteresseerd in de persoon dan in de racistische boodschap, liepen de media hijgend achter Rasoel aan met het doel hem zo spoedig mogelijk te ontmaskeren: Wie ging er schuil achter de donkere brillenglazen, de hoofddoek en de handschoenen? Vooral HP/De Tijd spaarde kosten noch moeite om Rasoel te identificeren: Hele teams van journalisten werden ingezet om Rasoel te achtervolgen, en zelfs werden professionals (voormalig commissaris Torenaar) ingehuurd om zijn woonplaats en identiteit te achterhalen. Hetgeen uiteindelijk lukte: Rasoel bleek de in Edam wonende Pakistaanse variétéartiest Zoka Fatah te zijn die met zijn show ‘De Zoon van Tarzan’ hier en daar op feestjes optrad. Bovendien bleek dat Zoka F., zoals hij meestal werd aangeduid, een strafblad had: Hij bleek verscheidene vrouwen te hebben verkracht, en daarvoor ook in de gevangenis te hebben gezeten. Niet bepaald een literair wonderkind dus, en er werd dan ook nogal eens gespeculeerd of het hier niet om een fake ging, om iemand die zich voordeed als de schrijver. Zijn verdwijntrucs en ongrijpbaarheid, de tegenstrijdige verhalen over zijn afkomst, en natuurlijk zijn beroep, maakten hem niet bepaald geloofwaardig als auteur. Ondanks deze scepsis bij sommige journalisten, is het merkwaardig dat uiteindelijk door de meeste journalisten, en later | |
[pagina 92]
| |
ook door de rechter, zijn rol als auteur van DOVN voor zoete koek werd geslikt. Dat in de eerste aflevering van zijn boek, op 6 maart 1989 gepubliceerd in NRC-Handelsblad, de auteur nog als afkomstig uit Iran, en niet uit Pakistan, werd voorgesteld, was een tegenstrijdigheid die de ijverige journalisten niet was opgevallen. Zoals gezegd: Ze waren meer geïnteresseerd in de ontmaskering van de pseudo-Rasoel dan in de tekst en het auteurschap van DOVN. Als men DOVN (beter) gelezen had zou men al gauw tot de conclusie hebben moeten komen dat Zoka F., ‘de zoon van Tarzan’, dit boek onmogelijk geschreven kon hebben. Zodra Rasoel als Zoka F. was geïdentificeerd verflauwde de belangstelling voor Rasoel en DOVN al gauw, terwijl juist toen interessante vragen over zijn mogelijk auteurschap hadden kunnen worden gesteld. Deze vragen zijn door anderen tot op de dag van vandaag nauwelijks gesteld, laat staan beantwoord, hoewel zij een verdere ondersteuning geven aan wat al impliciet uit het vorige hoofdstuk bleek, namelijk dat er geen sprake van kan zijn dat Zoka van A. voor de inhoud en stijl van DOVN verantwoordelijk kan zijn. Laten we daarom eens in detail kijken naar het optreden van Zoka F. als Rasoel, en naar een aantal andere achtergronden en aspecten van deze hele maskerade. | |
Het eerste optreden van RasoelHet leek of Zoka F. pas in actie kwam na de publicatie van DOVN op 17 oktober 1990. Omdat zijn publieke optredens inderdaad pas in datzelfde najaar plaatsvonden, moet iemand anders het stuk dat uiteindelijk op 6 maart 1989 in NRC-Handelsblad verscheen aan de Volkskrant hebben aangeboden. Islamoloog en Volkskrant-medewerker Henk Muller las het door Rasoel getekende artikel en kwam tot de conclusie dat het stuk (over het jeugd van Rasoel en hoe hij naar Nederland kwam, enz.) niet serieus was, en raadde publicatie af. Ook sprak Muller over de telefoon met iemand die zich voor Rasoel uitgaf, en die een Nederlands accent in zijn Engels leek te hebben. Bij navraag herinnert Muller zich overigens niet of dit eerste stuk van Rasoel | |
[pagina 93]
| |
in het Nederlands of in het Engels geschreven was. Later sprak Muller nog eens met dit eerdere Rasoel-personage over de telefoon, en hij heeft de indruk dat het dezelfde stem was. Maar omdat, zoals pas veel later bleek, deze Rasoel onmogelijk Zokah F. kan zijn geweest, moeten we nu al concluderen dat er in deze affaire kennelijk twee Rasoels zijn opgetreden, en dat Zokah. F. pas later deel van de maskerade uitmaakte. Dit betekent ook dat als het plan om als practical joke een ‘racistisch’ boek over moslims en Nederlanders te schrijven door de werkelijke auteur(s) werd opgevat direct na de fatwa van Ayatollah Khomeiny in midden Februari 1989, al direct een Rasoel als pseudo-auteur was ingehuurd. Dus niet alleen een provocerend pamflet naar aanleiding van de Rushdie-affaire, maar ook de maskerade eromheen, waren kennelijk al in een vroeg stadium gepland als onderdeel van de hele onderneming. In eerste instantie ging het daarbij alleen om telefoongesprekken (door een Engels sprekende Nederlander?), en pas later om de vermomming waarin Zokah F. zich in het openbaar vertoonde. Het feit dat in het stuk van Rasoel in de NRC wordt vermeld dat de auteur uit Iran kwam duidt er ook op dat de auteur(s) toen nog niet de Pakistaan Zokah F. als front-man hadden ingehuurd. Gezien de herkomst van de fatwa, had men de fictieve Rasoel kennelijk het liefst uit Iran doen komen. In ieder geval bleek volgens Muller uit zijn gesprek met diegene die zich voor Rasoel uitgaf, dat deze noch Farsi (de taal van Iran), noch Arabisch sprak, en ook weinig of niets afwist van de islam, en dat het daarom niet waarschijnlijk was dat het hier om een ‘ex-moslim’ ging. Feit is dat het eerste deel van DOVN op 6 maart 1989 op de opiniepagina van NRC-Handelsblad verscheen, kennelijk met goedkeuring van de redacteur van de opiniepagina Harrij Wijnen. Men kan zich afvragen of Wijnen of iemand anders bij NRC-Handelsblad met Rasoel heeft gesproken, of op een andere manier bekend was met de werkelijke auteur(s) van het stuk. Het lijkt niet waarschijnlijk dat het serieuze NRC-Handelsblad een stuk onder pseudoniem plaatst zonder de auteur te kennen, tenzij men de boodschap van het stuk belangwekkend genoeg vond om te | |
[pagina 94]
| |
publiceren, met het duidelijke risico dat men door plaatsing van het stuk de moslims in Nederland in diskrediet zou brengen. Wanneer men echter bij NRC-Handelsblad wist dat het hier om een practical joke ging, en als inderdaad hun columnist Komrij (en wellicht hun vertaler René Kurpershoek) bij deze vertoning waren betrokken, dan is het natuurlijk veel gemakkelijker te verklaren waarom een niet bepaald onschuldig stuk zonder problemen op de opiniepagina van deze elite-krant kon verschijnen. Feit is ook dat de buitenlander Zoka F. later voor de publicatie van DOVN werd veroordeeld, en niet de krant die het eerste stuk uit DOVN publiceerde. Wellicht gebeurde dit als onderdeel van een zeer dubieuze practical joke waarvan de redactie op de hoogte was. Of het was een serieus bedoeld, maar kennelijk racistisch, stuk dat onder pseudoniem was aangeboden. In beide gevallen was de rol van de NRC uiterst bedenkelijk, zo niet strafbaar. Maar justitie zou, zoals we nog zullen zien, het spel mooi meespelen, en richtte zich, net als de media, alleen op de buitenlander Zokah F., en niet op degenen die waarschijnlijk achter hem stonden. Op deze vorm van etnische klassejustitie komen we later nog terug. | |
Rond de publicatie van DOVNAnderhalf jaar later is DOVN gereed voor publicatie. Dat is een behoorlijk lange periode voor een boekje van nauwelijks 25 duizend woorden. Een ervaren schrijver had het boekje in enkele maanden kunnen schrijven. Dit suggereert dat de schrijver(s) DOVN waarschijnlijk naast andere bezigheden of in verschillende afleveringen hebben geschreven. Natuurlijk kan het eerste concept van het boek al eerder af zijn geweest, en is er vervolgens naar een uitgever gezocht. Dit is mogelijk, ook al is het voorkomen van regelmatige verwijzingen naar Saddam Hoessein, en diens inval in Koeweit op 2 augustus 1990, een aanwijzing dat tenminste tot vlak voor publicatie (nauwelijks 6 weken later!) nog aan het boekje is gesleuteld. Voor publicatie circuleerden er echter al drukproeven, en verspreidde het nieuws van de aanstaande publicatie van een | |
[pagina 95]
| |
racistisch boek zich als een lopend vuurtje. Vanaf dat ogenblik was ook Zokah F. in vermomming op het toneel verschenen, en speelde kat en muis met een aantal journalisten. Een centrale rol hierbij werd gespeeld door John Jansen van Galen die DOVN en Rasoel bij uitgever Timmer in Amsterdam zou hebben aanbevolen. De eerste krantenberichten en interviews met Rasoel waren inmiddels verschenen. We komen daarop nog in detail terug. De Anne Frank Stichting besloot een klacht in te dienen bij het verschijnen van het boekje (er is in Nederland geen preventieve censuur, ook niet voor racistische geschriften), terwijl het Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB) zich nog op nadere actie beraadde. | |
De ‘vertaler’Ook René Kurpershoek was inmiddels als (zogenaamde) vertaler op het toneel verschenen. Het door hem gebruikte pseudoniem, Serke Pronkheer, bleek al te doorzichtig. Immers, DOVN (en het eerdere stuk in NRC-Handesblad) waren in vlekkeloos en zelfs elegant Nederlands geschreven, terwijl Rasoel, c.q. Zoka F., niet bepaald vloeiend en sophisticated Nederlands sprak. Om te verhullen dat de oorspronkelijke tekst van DOVN direct in het Nederlands, en met name door een schrijver, was geschreven, was er dus in de hele maskerade ook nog een rol weggelegd voor een ‘vertaler’. Dat een variétéartiest en exbajesklant uitgerekend een bekend literair vertaler als Kurpershoek bereid zou hebben gevonden een racistisch pamflet in prachtig Nederlands te vertalen, is een veronderstelling die natuurlijk te dol is om geloofwaardig te zijn. Omdat de tekst van het eerste hoofdstuk van DOVN bijna letterlijk overeenkomt met de voorpublicatie daaruit in NRC-Handelsbad, betekent dit dat Kurpershoek ook deze voorpublicatie zou hebben moeten vertaald, maar dan (geheel tegen de gewoonte in) zonder vermelding van zijn rol als vertaler. Alleen al om deze reden is het dan ook hoogst onwaarschijnlijk dat Kurpershoek als vertaler van DOVN is opgetreden. | |
[pagina 96]
| |
Dit wordt nog onwaarschijnlijker wanneer we bedenken dat er tot vlak voor de publicatie aan DOVN is gewerkt, zodat er voor vertaling al helemaal geen tijd over zou zijn gebleven. Bovendien sprak Kurpershoek zich in interviews steeds tegen wanneer hem werd gevraagd hoe hij nu eigenlijk aan het manuscript kwam, zoals we later nog vaker zullen zien. Toen ik hem daarnaar vroeg in een radio-interview in de herfst van 1990, beweerde hij dat Rasoel het oorspronkelijke manuscript bij hem thuis was komen aanbieden. In een ander interview hield Kurpershoek evenwel vol het manuscript van uitgever Timmer te hebben gekregen. Hoe het ook zij, noch de nauwelijks geloofwaardige (en vermomde!) Rasoel, noch de enigszins dubieuze uitgever lijken het soort figuren waarvoor een gerenommeerd vertaler ogenblikkelijk een pamflet van bedenkelijk allooi zou vertalen. Kurpershoek gaf later in een interview nota bene zelf toe het niet bepaald met de inhoud van het boek eens te zijn. Alles spreekt dus tegen een vertalersrol van Kurpershoek. Omdat Kurpershoek wel voor NRC-Handesblad vertaalt, is het veel waarschijnlijker dat hij deel uitmaakte van de groep practical jokers die de hele maskerade rond DOVN hadden bedacht. Dat het uiteindelijk helemaal niet meer zo lollig was, en er een strafproces wegens aanzetten tot vreemdelingenhaat zou volgen, maakte de rol van Kurpershoek cum suis natuurlijk alleen maar hachelijker. Wanneer men vervolgens bedenkt dat Kurpershoek kort daarop een belangrijke vertalers-prijs ontving, dan is het wel heel navrant dat hij die prijs kennelijk ook kreeg voor het vertalen van een boekje dat later voor de rechtbank als racistisch werd veroordeeld. Als Kurpershoek vertaler van DOVN was, zoals men kennelijk geloofde, waarom is hij dan niet (net als NRC-Handelsblad voor het publiceren van het eerste stuk uit DOVN) voor de rechter gesleept en veroordeeld. Alweer klassejustitie? Zoals gezegd, het plausibele alternatief is natuurlijk dat Kurpershoek in het geheel niet als vertaler is opgetreden, maar slechts als acteur in het hele toneelspel rond DOVN. Maar als dat zo is, dan kan men zich afvragen waarom de rechter-commissaris en de Officier van Justitie later (in het proces dat uiteindelijk tegen de vermeende auteur van DOVN werd aangespannen) Kurpershoek niet nader aan de tand hebben gevoeld (zie voor verslag van | |
[pagina 97]
| |
de verhoren bij de rechter-commissaris, ook van Kurpershoek, Hoofdstuk 8). Immers, behalve Zoka F, die al te veel te verliezen had bij onthulling van de ware auteur(s), namelijk zijn vergoeding als hoofd-acteur van deze maskerade, was Kurpershoek de enige waarvan vaststond dat hij bij de maskerade was betrokken, en dus moest weten wie de ware auteur(s) was/waren. | |
Een eerste verwijzing naar KomrijDe relatie tussen DOVN en NRC-Handelsblad beperkt zich overigens niet tot de voorpublicatie van een stuk uit DOVN in maart 1989 in de NRC en tot de betrokkenheid van NRC-vertaler Kurpershoek bij deze racistische maskerade. Uit een argeloze opmerking van Kurpershoek zelf, gemaakt bij de verschijning van DOVN, blijkt ook de relatie tussen DOVN en Gerrit Komrij, gevierd columnist van NRC-Handelsblad. Op een bijeenkomst van vertalers werd Kurpershoek woedend aangesproken door de politiek zeer bewuste en kritische vertaalster Giny Klatser: Hoe hij het lef had gehad om zo'n racistisch boek te vertalen! Kurpershoek was natuurlijk enigszins verbluft en beducht om zijn goede naam, en probeerde daarom kennelijk de kwaliteit van DOVN voor zijn collega-vertaalster te benadrukken, om aldus zijn (zogenaamde) vertalers-rol plausibeler en acceptabeler te maken. En toen volgde de onthullende opmerking van Kurpershoek tegen Mevrouw Klatser: ‘Maar wat vind je dan van het werk van Komrij?’ Deze retorische vraag heeft alleen zin in dat gesprek wanneer er een verband bestaat tussen DOVN en het werk van Komrij. Dat wil zeggen, voor Kurpershoek was duidelijk dat de inhoud of de kwaliteit van DOVN direct te maken hadden met die van het werk van Komrij. Met andere woorden, het verband tussen Rasoel en Komrij is voor het eerst door één van de medespelers van het complot zelf gelegd, namelijk door Kurpershoek. | |
[pagina 98]
| |
Er is geen andere redelijke verklaring voor de retorische vraag van Kurpershoek te bedenken, en in mijn reconstructie van de gebeurtenissen past de opmerking van Kurpershoek dan ook perfect: Hij zocht legitimering voor zijn betrokkenheid bij deze dubieuze affaire door zich achter de literaire kwaliteiten van Gerrit Komrij te verschuilen. | |
Uitspraken en optredens van RasoelRasoel, alias Zoka F., heeft voor en na het verschijnen van het boek meerdere interviews gegeven, en is ook voor de tv opgetreden. Het is natuurlijk aardig de uitspraken van Rasoel, voorzover weergegeven door journalisten, eens nader te bekijken en te vergelijken met die in DOVN. Het is immers goed mogelijk dat wat Zoka F. zelf, in eigen bewoordingen, zegt al dan niet overeenkomt met inhoud en stijl van DOVN. Als die discrepantie erg groot is, dan zou dat een onafhankelijke aanwijzing kunnen zijn dat hij niet de auteur is van DOVN, ook al sluit de tekstuele analyse in het vorige hoofdstuk hem al als auteur uit. Ook kunnen we aan de hand van de krantenberichten deels de optredens van Rasoel reconstrueren. | |
De VolkskrantHet eerste bericht over het optreden van Rasoel lijkt van de al eerder genoemde Henk Muller van de Volkskrant te zijn. Deze gaat kritisch in op de ‘anti-islamitische’ ideeën en het media-optreden van Rasoel (namelijk in het programma Lopend Vuur). Muller is vooral verbolgen over het feit dat Rasoel zomaar overal zijn dubieuze ideeën kan spuien, en wijst erop dat destijds de voorpublicatie van het begin van DOVN door de Volkskrant was geweigerd. De redactie wilde eerst wel eens met hem praten, temeer daar zijn naam niet veel meer was dan ‘Arabisch, potjeslatijn’, en hij noch Arabisch noch Farsi sprak, hoewel hij wel lang in Iran zou hebben gewoond. Rasoel kwam echter niet opdagen voor het gesprek met de redactie, hetgeen de (later juist | |
[pagina 99]
| |
gebleken) veronderstelling steunt dat Zoka F. in dit vroege stadium nog niet door de auteur(s) van het opiniestuk was gerekruteerd, maar dat iemand anders zich voor de schrijver van DOVN uitgaf. De woordvoerder van het Nederlands Centrum Buitenlanders, I. Akel, vond het blijkens Mullers stuk onbegrijpelijk dat de media zo achter de ‘nep-moslim’ Rasoel bleven aanhollen. Ook wordt er verwezen naar een freelance journalist voor De Krant op Zondag, Micha Kat, die met een Arabisch sprekende medewerker Rasoel probeerde te interviewen, waarop Rasoel echter de benen nam. Wel had Micha Kat later nog een gesprek met Rasoel ‘omdat hij zich in vermomming op straat nogal opgelaten zou voelen’. Ook meent Kat dat Rasoel ‘ideologisch vrij zuiver praatte, helemaal niet CP-achtig.’ | |
TrouwInmiddels wordt in die tweede week van oktober 1990 door het optreden van Rasoel en van de media die hem belaagden al gauw bekend dat een week later DOVN zou verschijnen. Zo meldt Trouw (12-10-90) dat de Anne Frank Stichting bij het verschijnen van het boek een strafklacht zou indienen bij de officier van justitie in Amsterdam. Ook hier wordt vermeld dat I. Akel van het NCB zich boos maakt om alle aandacht die deze ‘fake-moslim’ krijgt, en dat hij vrij zeker is dat er een ‘Nederlander schuilgaat achter de Arafat-sjaal’. Verder wordt in dit bericht in Trouw verwezen naar ‘anti-racistische bewegingen’ en geopperd dat het studentenblad Propria Cures er iets mee te maken zou kunnen hebben, omdat PC-redacteur Bob Polak bij dezelfde uitgever Timmer ook het vervalste dagboek van Willem Alexander had gepubliceerd. Tenslotte wordt vermeld dat John Jansen van Galen met Rasoel contact had gehad. | |
[pagina 100]
| |
Andere krantenOok het Algemeen Dagblad, Het Parool (en enkele provinciale bladen, zoals De Twentsche Courant en De Gelderlander) berichten op 12 en 13 oktober 1990 over de verwachte klacht van de Anne Frank Stichting, en over de verontwaardiging over de aanstaande verschijning van het anti-moslim boek. Bovendien wordt in een stukje in Het Parool (12-10-90) verder gespeculeerd over de identiteit van de schrijver (waarbij weer naar Bob Polak van PC wordt verwezen), onder andere met het argument dat ‘de teksten van Rasoel de verongelijkte, volstrekt humorloze toon [missen] die doorgaans in de hoek van bijvoorbeeld de Centrumpartij te beluisteren valt’, een constatering die we in het vorige hoofdstuk ook hebben gemaakt. Timmer wordt geciteerd en houdt vol dat Rasoel een ‘als moslim geboren en getogen schrijver uit een islamitisch land is’. Ook Levien Rouw van de Anne Frank Stichting zegt volgens het bericht in De Gelderlander dat de ‘tekst van Mohamed Rasoel uit steekt boven de gemiddelde schrijfsels van racistische partijen als de Centrum Partij en de Centrum Democraten. “Er komen ook nergens aansporingen in voor om op die partijen te stemmen.”’ Timmer weet volgens De Gelderlander verder te melden dat Rasoel tussen de 40 en 45 jaar oud is, al lang in Nederland woont, en dat zijn identiteit bij een advocaat is gedeponeerd (ter bescherming tegen eventuele agressie van moslims), en zegt vervolgens ‘Ik denk niet dat zijn ouders Arabieren waren. Je moet het meer in de richting van Pakistan of Afghanistan zoeken.’ Rasoel zelf wordt ook genoemd maar ‘weigerde (...) zijn land van herkomst te noemen. Hij wilde alleen kwijt dat hij in de gevangenis heeft gezeten als “verrader van de islam”’. De Brusselse krant De Morgen geeft wat meer informatie over hoe het manuscript bij uitgeverij Timmer terecht zou zijn gekomen, namelijk via John Jansen van Galen (ex-hoofdredacteur van de Haagse Post). De Morgen vat de uitspraken van Timmer als volgt samen: Van Galen leerde ‘Rasoel’ anderhalf jaar geleden kennen in de tijd dat ‘Rasoel’ voor de eerste keer de publiciteit zocht. In dit stadium was | |
[pagina 101]
| |
het manuskript nog een ruwe ‘diamant’. Timmer. ‘in overleg met de auteur werden bepaalde passages die te veel korrespondeerden met de officiële Centrum Partij-ideologie geschrapt en werden andere passages herschreven’. Eind februari '89 bood hij een hoofdstuk uit het boek aan voor een voorpublikatie bij de Volkskrant. Het stuk had volgens de Volkskrant-redactie net zo goed geschreven kunnen zijn door een ideoloog van de Centrum Partij. (...) Blijkens hetzelfde bericht in De Morgen zag De Krant op Zondag af van publicatie van het interview met Micha de Kat, terwijl het tv-programma ‘Lopend Vuur’, onder redactie van John Jansen van Galen en Gijs van de Westerlaken, wel vertrouwen in Rasoel heeft (ze zeggen hem ook zonder vermomming te hebben gezien). Van de Westerlaken wordt dan als volgt geciteerd: ‘Wij hebben er geen spijt van, de man is zeker geen verklede Nederlander. Het is ook geen Arabier, volgens ons is het een Pakistaan of een Afghaan. Het is onzin om hem af te doen als een charlatan, het is zeker geen centrumpartij type. Hij heeft een paar jaar in Engeland gestudeerd en heeft wel degelijk zinnige opmerkingen gemaakt.’ | |
ElsevierElsevier van diezelfde week wijdt een uitvoerig artikel aan Rasoel in de vorm van een interview door Emma Brunt. In de kantlijn vraagt de redactie zich af of ‘Rasoul’ (zo gespeld in het hele artikel) wel echt bestaat, of dat her hier wellicht om een practical joke gaat. Brunt laat Rasoel uitvoerig aan het woord. Deze heeft inmiddels waarschijnlijk DOVN gelezen (of hij is goed door de samenzweerders geïnstrueerd) en kwijt zich behoorlijk van zijn taak: De hoofdthema's van het geschrift komen keurig aan de orde: ‘Jullie Hollanders’ zijn te verdraagzaam en te ‘soft’ en de islamieten ‘hebben een volkomen andere mentaliteit: ze zijn hard, primitief, kinderlijk opvliegend, bekrompen, onverdraagzaam’. Wat in Rasoel's woordkeus (zoals door Brunt weergegeven) wel opvalt is dat in DOVN het woord ‘islamieten’ helemaal niet wordt gebruikt, en er ook nauwelijks sprake is van ‘Arabieren’, maar alleen van ‘moslims’. Ook komt in DOVN | |
[pagina 102]
| |
het woord ‘Hollander(s)’ niet voor (maar alleen ‘Nederlanders’), noch dat Nederlanders ‘liberaal’ en ‘humaan’ zijn. Vooral ook het gebruik van de aanspreekvorm ‘jullie’ is opmerkelijk: In DOVN komt het maar in één alinea voor. Met andere woorden, ook al wordt de globale thematiek van DOVN door Rasoel samengevat, hij gebruikt hiervoor heel andere woorden en ook een ander perspectief. Emma Brunt speculeert ook over de identiteit van Rasoel, en verwijst naar de ervaringen en meningen van anderen, zoals de al eerder genoemde John Jansen van Galen en de woordvoerder van het NCB. De islamitische Amsterdamse ambtenaar Jan Beerenhout vermoedt op grond van het ‘Brits-Pakistaanse’ accent dat Rasoel van ‘Brits-Pakistaanse’ (sic!) afkomst is, en waarschijnlijk een oplichter. Rasoel zelf beweert in het interview met Brunt dat sommige uitgevers zijn boek niet wilden hebben en dat anderen te bang waren om het uit te geven. Later zal blijken dat dit inderdaad juist was: Zowel uitgeverij Van Gennep als uitgeverij Ambo hadden (volgens directeur Ivo Gay) via de post ook een exemplaar van DOVN ontvangen, maar besloten het niet uit te geven. Met andere woorden, deel van de oorspronkelijke maskerade was DOVN bij een respectabele uitgever, en niet bij Timmer uit te geven, zoals ook het eerste stuk uit DOVN in eerste instantie aan de Volkskrant en daarna aan NRC-Handelsblad werd aangeboden en niet bijvoorbeeld aan De Telegraaf. Overigens ontkent Rasoel tegenover Emma Brunt een racist te zijn: hij zegt geen ‘biologisch verklaringsmodel’ te hanteren, en stelt alleen maar dat ‘de intolerante mentaliteit’ van de moslims een gevolg is van ‘culturele achterstand’, en niet het kenmerk van een ‘inferieur ras of een inferieur volk’. Dit zijn argumenten die enige kennis van zaken vereisen die op een zekere opleiding wijzen: Niet iedereen weet wat een ‘biologisch verklaringsmodel’ is, maar het type racisme-ontkenning is niet ongebruikelijk bij extreem-rechts. Na mijn gesprek met Rasoel (zie Hoofdstuk 8), mag ik op grond van zijn nu niet bepaald academische kennis vermoeden dat in dit geval niet Zokah F. maar de andere (eerdere) Rasoel-speler met Emma Brunt in | |
[pagina 103]
| |
gesprek moet zijn geweest (als Brunt tenminste het gesprek goed heeft weergegeven). Ondanks haar twijfels aan de echtheid van Rasoel, gaat Brunt niettemin in discussie met hem en probeert argumenten te formuleren tegen de ‘krasse’ uitspraken van haar vermomde bezoeker, die haar later nog verschillende keren zal opbellen om nieuwe argumenten en cijfers te noemen. | |
Algemeen DagbladOok Wilco Boom van Algemeen Dagblad (15-10-90) had een gesprek met de ‘geheimzinnige Rasoel’. Vragen over afkomst, identiteit en verblijf in Nederland gaat Rasoel ‘om veiligheidsredenen’ uit de weg. Rasoel spreekt in goed Engels, en ontkent dat zijn boek racistisch is. Alweer heeft Rasoel het herhaaldelijk over ‘jullie’ (Nederlanders). Opmerkelijk is een stukje psychologie: Ik kan nooit Nederlander worden. Daarvoor moet je hier geboren zijn en Nederlands worden opgevoed. Iedere psycholoog die dat ontkent liegt. Je bent wat je opvoeding je meegeeft. Dat weet iedereen. Het interessante van die uitspraak is dat zij in tegenspraak is met de fundamentele opvattingen van DOVN (en van Komrij), namelijk dat het karakter van de mensen niet aangeleerd is (nurture), maar aangeboren (nature). Zowel DOVN als Komrij wijzen keer op keer op de evolutie, en op aangeboren eigenschappen. Zo staat het bijvoorbeeld in DOVN: EVOLUTIE Of het onderwerp nu kinderen is of oorlog, het milieu, seks of hartaanvallen, als ik er dieper op in wil gaan, zie ik mezelf vaak gedwongen te verwijzen naar de evolutie van de menselijke beschaving. De moslims zijn hierop geen uitzondering, maar dat zijn mensen in het algemeen ook niet. En de stadia die een kind doormaakt tot het geheel volwassen is, vormen evenzeer een evolutieproces als de ontwikkeling van aap tot mens. Maar kinderen ontwikkelen zich niet allemaal in hetzelfde tempo en ze gaan er ook niet allemaal even lang mee door, dus waarom de verschillende | |
[pagina 104]
| |
volkeren op onze planeet dan wel? (...) Misschien is er eenvoudig sprake van een evolutiekloof, hoewel ik er in dit verband bij wil zeggen dat de evolutie waarover ik het heb uitsluitend een culturele ontwikkeling betreft, de ontwikkeling van sociaal gedrag en mentaliteit; het lijkt mij even onwaarschijnlijk en onlogisch dat alle volkeren dezelfde ontwikkeling zouden hebben doorgemaakt als dat twee vingers dezelfde afdruk zouden geven, of dat twee sterren of twee bladeren precies eender zouden zijn. Overigens hoeft een hogere trap van ontwikkeling geen verdienste te zijn, zoals blijkt uit onze zo goed als verwoeste planeet. Het blijkt dat we nooit uit onze holen hadden moeten komen. Maar minder ontwikkeling betekent uit de aard der zaak meer temperament, meer impulsiviteit, meer agressie, kortom: meer van alle eigenschappen waarmee we als apen zijn begonnen. (DOVN, 51). Wel wordt er ook in DOVN kort gezegd dat men de Nederlandse mentaliteit door een ‘echte Nederlandse opvoeding’ kan krijgen, maar de algemene teneur is dat de aard van de mensen niet door de opvoeding maar door hun natuur of afkomst wordt bepaald, een stelling die ook in racistische ideologieën wordt aangehangen. Dit is slechts één van de vele inconsistenties tussen het verhaal van de Rasoel spelende Zoka F., en de tekst van DOVN. Blijkens zijn uitspraken heeft Rasoel DOVN wel degelijk goed ‘gelezen’, zoals hij later ook in een tv-interview met Karel de Graaf opmerkt. Dit gebruik van ‘gelezen’ is overigens zeer opmerkelijk: Auteurs zullen in een discussie over hun bekendheid met de argumenten in hun eigen boek nooit aanvoeren dat zij het ‘immers gelezen’ hebben, maar hoogstens dat zij het boek ‘immers zelf geschreven hebben’. Dit lijkt een ondergeschikt punt, maar het is (taalkundig gezien) fundamenteel: Iemand die dit spontaan en letterlijk zegt kan volgens mij geen auteur van het boek zijn. Kennelijk voelt ook AD-journalist Wilco Book enige nattigheid, en hij schrijft dan ook dat hij het gevoel heeft dat hij ‘wordt beetgenomen.’ Alweer wordt uitgever Timmer daarom aan de tand gevoeld, maar die weet alweer niets. Wel beweert Timmer nu dat na lezing van het manuscript door enige kennissen | |
[pagina 105]
| |
er enige racistische passages zijn uitgehaald, iets wat Rasoel merkwaardig zegt te vinden: ‘Het is hetzelfde boek gebleven.’ | |
De Groene AmsterdammerAnil Ramdas in De Groene (17-10-90) komt met een heel ander verhaal naar aanleiding van DOVN, en richt zich, zoals ook in veel van zijn andere stukken, op identiteit en op de discrepantie tussen kleur en cultuur: Iemands cultuur is veranderlijk en aanpasbaar, en heeft niets met kleur of afkomst te maken. Hij merkt dan ook op dat de media vooral achter Rasoel aanlopen omdat hij beweert een ‘donkere moslim’ te zijn, en daarom kennelijk het recht schijnt te krijgen slechte dingen over moslims te zeggen: een door een Nederlander geschreven boek zou lang zo'n ophef nïet hebben gemaakt. Inderdaad, dit is precies de kern van de hele maskerade, en geheel in overeenstemming met de thematiek en opvattingen van Komrij: Als buitenlanders iets discriminerends zeggen dat wordt hen dat (volgens hem) niet aangerekend. De schrijver(s) van DOVN wisten dat ook, vandaar de hele maskerade en de pretentie dat het boek door een (ex)moslim was geschreven, en vandaar ook de noodzaak om Rasoel tot leven te roepen. Overigens is het ook interessant dat Ramdas als eerste in de pers spontaan een zijdelings verband legt tussen Komrij en Rasoel, namelijk door een passage uit de anti-moslim column van Komrij van 8 maart 1989 in de NRC te citeren die we al uitvoerig in het vorige hoofdstuk zijn tegen gekomen, en daar ‘Mohamed Rasoel’ in te vullen voor ‘moslims’. De conclusie van Ramdas is daarom dat Rasoel zich eigenlijk niet veel anders gedraagt dan de moslims die tegen Rushdie de straat op gingen: ook bij hem is sprake van zelfhaat en zelfkastijding. Geen onjuiste conclusie als een moslim het boek geschreven zou hebben. | |
[pagina 106]
| |
De klacht van de Anne Frank StichtingEen week na deze eerste commotie gebaseerd op de (tot consternatie van Timmer) overal circulerende drukproeven, komt dan op 17 oktober 1990 eindelijk DOVN uit. De Anne Frank Stichting dient ogenblikkelijk een klacht in. Weer een nieuwsfeit dat de meeste kranten brengen, en de discussie over DOVN en Rasoel op gang houdt. Het NCB dient geen klacht in om verdere publiciteit de vermijden. De Centrumdemocraten gebruiken het boek in hun uitzending. Het Parool publiceert een interview met de nog steeds gemaskerde Rasoel, die ontkent dat hij iets van die meneer Janmaat heeft begrepen. Ook deze verslaggever spreekt overigens het vermoeden van een practical joke uit. | |
HP/De TijdOok Henri de By en Jhim Lamoree van HP/De Tijd (19-10-90) vragen zich bij hun speurtochten en ontmaskering van Rasoel af of het hier om een dekmantel van ultrarechts of om een ‘onsmakelijke grap’ gaat. Zoals we al eerder hebben gezien, heeft HP/De Tijd bijzonder veel werk gemaakt van de ontmaskering van Rasoel. Hele groepen journalisten en zelfs ingehuurde ex-cops werden ingezet om Rasoel te identificeren. De inhoud van DOVN doet er voor HP/De Tijd niet zoveel toe, hoe ‘onsmakelijk’ men de eventuele grap ook gevonden mag hebben. Hier gaat het dus vooral om de avonturen van de journalisten en de confrontatie met de mysterieuze Pakistaan, wiens nationaliteit triomfantelijk aan de hand van zijn paspoort wordt vastgesteld, en die zich nu eindelijk zonder masker vertoont. Rasoel ontwijkt de vragen, en draait zijn ‘eentonige deuntje’ af over de Nederlanders die zo makkelijk voor de gek zijn te houden. Ook hier heeft Rasoel het niet over ‘moslims’ maar over ‘islamieten’ die gedwongen zouden moeten worden zich aan te passen. Twijfelend aan de echtheid van Rasoel, proberen de verslaggevers door een aantal feitelijke vragen erachter te komen of Rasoel ook werkelijk de auteur is van het boek, waarbij deze volgens de journalisten één van de vier vragen onbevredigend | |
[pagina 107]
| |
beantwoordt (omdat hij de vraag niet heeft begrepen). We weten niet wat die vier vragen waren, maar het is natuurlijk opmerkelijk dat Rasoel drie feitelijke vragen kennelijk wel goed weet te beantwoorden, zodat we (volgens de uitspraak van deze journalisten) mogen aannemen dat hij een goed geheugen heeft. Later zal overigens uit mijn gesprek met Zoka F. blijken dat deze geen notie heeft van de meeste feiten en personen die in DOVN voorkomen, zodat men twijfel mag hebben aan de relevantie van de ‘feitelijke vragen’ van de journalisten. De rest van het stuk gaat over de journalistieke escapades en de achtervolging van Rasoel. Uiteindelijk volgt dan op de redactie toch een gesprek, waarin Rasoel zijn achtergrond in Pakistaan blootgeeft: voorname familie, Engelse kranten thuis, internationale scholen, deelname aan het studentenprotest, stukken in de krant die pleiten voor de scheiding van godsdienst en staat, en vervolgens op reis naar het Westen, via India, Iran en Saudi-Arabië, Griekenland, Oostenrijk en Duitsland, en tenslotte Nederland, waar hij een vriendin vindt, en zijn verblijf door een advocaat, Mr. van Bennekom wordt geregeld. Opgejaagd door de moslims, zet de Rushdie-affaire hem tenslotte aan DOVN te schrijven. Zijn vriendin geeft hem een ultimatum: Hij publiceert het boek niet, of zij vertrekt, maar zijn uitgever overreedt hem toch te publiceren. Een prachtig verhaal, en de verslaggevers van HP/De Tijd lijken het als zoete koek te slikken, want er volgt geen sceptisch commentaar, noch kritische vragen over het schrijven en de inhoud van DOVN of over de afkomst van Rasoel. Hoe bijvoorbeeld een kennelijk goed opgeleide zoon uit een hogere Pakistaanse klasse hier omlaag kan tuimelen tot variétéarriest. Ook wordt niet opgemerkt dat de biografie van de schrijver in DOVN nu niet bepaald duidt op een voorname familie of internationale scholen. Zoals zo vele andere journalisten in deze periode hebben ook de speurders van HP/De Tijd behalve hun achtervolging niet veel werk gestoken in de ontmaskering van Rasoel als auteur van DOVN. | |
[pagina 108]
| |
Het ParoolMaar ja, zoals ook Het Parool (19-10-90) opmerkt, ‘als Mohamed Rasoel een grappenmaker is dan is het een hele goede. Zijn verhaal is consequent, hij is nog niet op fouten betrapt en hij is er al maanden in geslaagd zijn ware identiteit verborgen te houden. Zijn werkelijke naam is slechts bekend bij zijn vriendin, zijn advocaat en “twee Nederlandse vrienden”’. Hetzelfde Parool artikel vat dan nog eens de inmiddels bekende thematiek van de moslim-dreiging samen zoals Rasoel die te berde brengt tijdens een ontmoeting bij de uitgever. | |
De Krant op ZondagOndanks zijn vermomming is Rasoel niet bepaald publiciteitsschuw. Zo krijgt ook freelance medewerker Micha Kat van De Krant op Zondag (21-10-90) een interview dat op een hele pagina wordt afgedrukt. Volgt Rasoel's gebruikelijke verhaal over de achterlijkheid van de moslims, en nog wat achtergrond over Pakistan, waar hij naar eigen zeggen werd gearresteerd wegens het molesteren van een agent, en als ‘jonge intellectueel uit de upper class’ vervolgens de wijk nam naar het Westen. Rasoel spreekt, volgens Kat ‘Engels met een onmiskenbaar Arabisch accent’. Kat weet kennelijk niet dat in Pakistan alles behalve Arabisch wordt gesproken. Overigens is het wel opmerkelijk dat de citaten van de sprekende Rasoel die Kat optekent voor een deel bijna letterlijk uit DOVN komen. Dit betekent dat of Kat zijn interview deels aan DOVN ontleent, of dat Rasoel zijn tekst bijna uit het hoofd moet hebben geleerd. Zelfs een schrijver van een boek herhaalt zijn stellingnames zelden in precies dezelfde bewoordingen. Volgens mij ontleende Kat daarom zijn citaten aan DOVN en niet aan een (bandopname van het) interview met Rasoel. Enkele dagen later komt Het Parool (25-10-90) met nieuwe onthullingen over de Rasoel-spelende Zoka F.: Deze was volgens de politie al in 1979 veroordeeld wegens schennis van de eerbaarheid en verkrachting. Zijn advocaat, Mr. H. ter Brake, schildert voor de rechtbank de achtergrond van de verdachte: ‘Afkomstig | |
[pagina 109]
| |
uit Karatchi [sic!], geboren als zoon van een marineman’, in zijn jeugd vaak in elkaar geslagen, en vervolgens via Afghanistan naar Nederland vertrokken; hij woont nu in Edam en heeft een aantal bedrijfjes, en treedt op als variétéartiest, namelijk als de zoon van Tarzan. Rasoel zelf zegt dat hij inmiddels wel bang van de hele hetze rond zijn persoon wordt. Twee dagen later, op 27 oktober 1990, publiceert Het Parool een interview met uitgever Timmer, die na de onthullingen over het strafblad van Zoka F. wel enigszins beducht is geworden voor de gevolgen. De interviewers (Theodor Holman en Matthijs van Nieuwkerk) vragen ook hoe Timmer aan het manuscript is gekomen, een punt dat natuurlijk cruciaal is in de identificatie van de auteur van DOVN. Timmer antwoordt als volgt: Ik werd verleden jaar opgebeld door iemand, die zei dat hij Rasoel was en vroeg of ik zijn stuk op de opiniepagina van de NRC had gelezen. Dat had ik inderdaad. We hebben een afspraak gemaakt. Hij vertelde dat hij een boek had geschreven. Ik vroeg: ‘Waarom kom je eigenlijk naar mij?’ Hij antwoordde dat John Jansen van Galen mijn naam had doorgegeven, zijnde een uitgever van boeken die niet iedere uitgever uit wil geven. Hij heeft mij toen het manuscript van De ondergang gegeven. Keurig gebonden, keurig gestencild, prachtige kaft. Titelpagina, franse titelpagina. Keurig.’ Interessant. Als Timmer dit verhaal niet uit zijn duim zoog, betekent dit dat Rasoel zelf in staat moet zijn geweest om een dergelijk professioneel manuscript te produceren, dan wel dat hij dit manuscript zelf van iemand anders hid gekregen, en vervolgens al dan niet op voorspraak van John Jansen van Galen aan Timmer had aangeboden. Rijst de vraag hoe een variétéartiest niet alleen een goed geschreven, professioneel ‘gestencild’ (in 1989?) boek kan produceren, maar ook hoe hij John Jansen van Galen kent. Ik kom daar nog op terug. Ook is hier opmerkelijk genoeg geen sprake van het feit dat het oorspronkelijke manuscript in het Engels zou zijn geschreven, of dat het hier om een vertaling door René Kurpershoek ging, hetgeen weer leidt tot de vraag hoe Rasoel aan deze prominente vertaler is gekomen. | |
[pagina 110]
| |
In de rest van ditzelfde stuk blijkt er allerlei getouwtrek tussen uitgever, HP/De Tijd, John Jansen van Galen, Elsevier en verschillende tv-programma's met Rasoel. Alweer blijkt John Jansen van Galen een belangrijke rol te spelen, o.a. als redacteur van het programma ‘Lopend Vuur’. Ook blijkt dat Rasoel een advocaat, Mr. E. Engels, in de arm had genomen, terwijl Engels tegelijk ‘de beste vriend’ van HP/De Tijd bleek te zijn. John Jansen van Galen protesteert in een ingezonden blief van 31-10-90 tegen de voorstelling van zaken van Timmer. Hij ontkent dat hij Rasoel's boek ‘fantastisch’ had gevonden, en dat hij het boek bij Timmer had binnengebracht; hij had Rasoel alleen meerdere uitgeverijen genoemd. Ook vermeldt hij dat hij een artikel van Rasoel had geweigerd, maar eventueel wel een voorpublicatie zou overwegen als het boek werkelijk zou worden gepubliceerd. Jansen van Galen vindt overigens dat de klopjacht op Rasoel wel bizarre vormen leeft aangenomen: De identiteit van een schrijver zou er volgens hem toch niet toe mogen doen. Over het racistische karakter van het boek is ook bij John Jansen van Galen geen sprake, terwijl hij kennelijk ook niet al te zeer wil aandringen op het uitzoeken van de ware identiteit van de schrijver. Mr. Engels, die in hetzelfde Parool-artikel van dubieuze praktijken jegens zijn cliënt Rasoel was beschuldigd, spant inmiddels tegen uitgever Timmer en Het Parool een kort geding aan om zijn naam te zuiveren van de aantijgingen. Tenslotte herinnert ‘Journaille’ in zijn column in Het Parool (29-10-90) aan een stuk in dezelfde krant van 9 maart 1989 van de hand van Özgül Hasmoes (die zegt dat Rasoel Piet Grijs is), en aan een reactie in NRC-Handelsblad van 17 maart 1989 van ‘militair-historicus’ H.L. Zwitser, namelijk als eerste (en enige?) publieke reacties op het stuk van Rasoel in de NRC van 6 maart 1989. | |
SlotopmerkingHet bovenstaande is een samenvatting van het persdossier rond de activiteiten van Rasoel, alias Zoka F., en de verschijning van DOVN. We mogen hieruit het volgende opmaken: | |
[pagina 111]
| |
1. Een zich als Rasoel voordoende man treedt voor het eerst op in februari en maart 1989 toen hij zijn artikel (het eerste deel van DOVN) aanbood aan de Volkskrant (die het weigerde en niet in Rasoel als moslim geloofde), en vervolgens aan NRC-Handelsblad dat het stuk op 6 maart 1989 plaatste op de opiniepagina. Volgens John Jansen van Galen was er ook een stuk aan HP/De Tijd aangeboden. Als dit zo is, mogen we aannemen dat dit hetzelfde stuk was. We mogen verder aannemen dat degene die toen voor Rasoel speelde (en die volgens Henk Muller een Nederlands accent in zijn Engels had) niet dezelfde was als Zoka F. Dit wordt later door Zoka F. bevestigd (zie Hoofdstuk 9). Dit betekent dat er minstens twee mensen zich in deze maskerade voor Rasoel hebben uitgegeven. Blijft de vraag: Wie was de eerste Rasoel?
2. Er werd na de publicatie van DOVN op 17 oktober 1990 uiteindelijk iemand ontmaskerd als Zoka F. die zich uitgaf als schrijver van DOVN. Zoka F. blijkt een variétéartiest te zijn die uit Pakistan afkomstig is. Naar eigen zeggen (en volgens zijn advocaat, Mr. Ter Brake) zou Rasoel uit een upper class familie stammen, en o.a. als gevolg van zijn opstandige opvattingen over de islam naar Nederland zijn gevlucht.
3. Rasoel, alias Zoka F., geeft voor en na het verschijnen van DOVN in oktober 1990 meerdere interviews, zoekt veelvuldig contact met journalisten, maar is oorspronkelijk in zware vermomming gehuld, die hij pas later aflegt.
4. Zijn uitspraken, voor zover samengevat of letterlijk weergegeven in de interviews, komen thematisch overeen met die van DOVN. Rasoel kent het boek dus. Er zijn echter wel enige discrepanties van stijl, maar die kunnen het gevolg zijn van de weergave van de interviewers of de redactie.
5. Uitgever Timmer beweert volgens Het Parool dat hij een keurig ‘gestencild’ manuscript van Rasoel heeft gekregen. | |
[pagina 112]
| |
6. Over vertalingen wordt in eerste instantie in het geheel niet gerept, noch bij de voorpublicatie in NRC-Handelsblad, noch bij het aanbieden van het manuscript bij de uitgever, noch elders, terwijl wel steeds wordt vermeld dat Rasoel Engels spreekt. Was het oorspronkelijke manuscript in het Engels, of was het al door René Kurpershoek vertaald, en hoe is Kurpershoek in contact gekomen met Rasoel? Hetzelfde geldt voor ‘bemiddelaar’ John Jansen van Galen. Er zijn verschillende argumenten die de vertalersrol van Kurpershoek in deze zaak zeer twijfelachtig maken. Er mag dus worden aangenomen dat Kurpershoek zelf deel uitmaakt van de groep mensen die de publicatie en maskerade van DOVN hebben bedacht.
7. Sommige journalisten vermoedden dat er sprake is van een practical joke, en dat Rasoel een ‘nep-moslim’ is. Er wordt gespeculeerd over de werkelijke auteurs. Na de identificatie van Rasoel als Pakistaanse variétéartiest, en na de interviews die hij gaf, wordt echter nauwelijks meer serieus gezocht naar de werkelijke auteurs. Rasoel wordt dan ook meestal geïnterviewd met de veronderstelling dat hij de auteur is van DOVN.
Kortom, Rasoel heeft zich voortreffelijk van zijn taak gekweten. Hij heeft een maskerade opgevoerd die de aandacht van de media trok, en vervolgens ook zijn rol als auteur uitstekend gespeeld, en zich zozeer ingeleefd in het boek dat hij de journalisten naar aanleiding daarvan zonder noemenswaardige problemen te woord kon staan. Dat de meeste van deze journalisten niet of nauwelijks hebben getracht door meer gerichte vragen vast te stellen of Rasoel wel de auteur van DOVN kon zijn, is echter ook zeer waarschijnlijk. |
|