ontdekt bij oom Hendrik. Heb je dat aan Koen van der Wiel verteld?’
‘Nee.’
‘Waarom moet ik nu ineens een getuigenverklaring af komen leggen?’
‘Geen idee.’
‘Waarom ben je zo kortaf? Waarom ontloop je me op school? Heb je iets te verbergen?’
‘Hoe kom je daarbij?’
‘Omdat je zo raar doet. Daarom.’
‘Ik doe helemaal niet raar. Jij ziet me niet meer staan.’
David wilde de hoorn op de telefoon gooien. Hoe langer hij met Saskia praatte, hoe bozer hij werd.
‘We moeten praten,’ zei Saskia.
‘Waarover?’
‘Over onze getuigenverklaring, stommerd.’
‘Hoezo? Jij hebt niks gezien.’
‘Daarom juist. Ik kom direct naar je toe.’
David begreep wat Saskia wilde. Hij had het altijd al vermoed. Saskia was er niet op uit om de waarheid te achterhalen. Nee, ze wilde de familie beschermen. De moord op Hans van Lelyveld interesseerde haar niet.
Boos zat Saskia op de rand van zijn bed.
‘Dus jij hebt de sportwagen ontdekt bij oom Hendrik.’
David vertelde. Over de vervallen schuur. De hooiberg. De moddersporen. ‘Ik weet dus zeker dat met die auto Hans van Lelyveld is aangereden. Geen twijfel mogelijk.,’
‘We moeten oom Hendrik beschermen,’ zei Saskia.
‘Moeten we dat?’
‘Wat wil je dan? Naar de politie gaan en hem aangeven?’
‘Weet je wel wat je zegt?’ David merkte dat zijn ogen begonnen te tranen. ‘Oom Hendrik heeft het gedaan. Hij heeft Hans van Lelyveld aangereden. Hij is een moordenaar!’
‘Misschien was het wel een ongeluk.’ Saskia keek hem uitdagend aan. ‘Dat is onze zaak niet.’