‘Schakelen we Pinxteren in?’ vroeg Paul de Zeeuw.
‘Ook zonder officier van justitie komen we er wel uit,’ antwoordde Hendrik Ouwerling. ‘We zullen er eens voor zorgen dat mijnheer Van der Wiel wat vroeger met pensioen gaat. Ik stel voor dat we dit keihard gaan spelen.’
Koen van der Wiel hoorde de tirade van Paul de Zeeuw door de telefoon gelaten aan. Natuurlijk had hij David en Saskia er niet bij mogen betrekken. Natuurlijk had hij die afluisterapparatuur nooit mogen laten installeren. Als hij de zaak goed overdacht, moest hij toegeven dat hij de ene blunder na de andere had gemaakt.
De rechercheur gaf zijn fouten openlijk toe.
‘U weet wat hiervan de consequenties zijn?’ vroeg Paul de Zeeuw.
‘Vertelt u het me maar.’
‘U neemt nu ontslag. U vertrekt uit het korps. Zo niet, dan gaan we naar de rechter en dwingen we uw ontslag af. Dat lijkt ons niet zo moeilijk.’
‘Ik zal me uit de zaak terugtrekken op één voorwaarde,’ antwoordde Koen van der Wiel. ‘Ik wil een gesprek. Met u. Met Hendrik Ouwerling. En met Marijke Ouwerling.’
‘Wilt u er soms David en Saskia ook nog bij?’
‘Misschien is dat niet eens zo'n gek idee,’ zei Koen van der Wiel. ‘Zij zijn tot heden bij alles betrokken geweest en zij zijn oud genoeg om zelf te oordelen.’
‘U bent niet goed bij uw hoofd.’
‘Wat heeft u te verliezen?’ vroeg Koen van der Wiel. ‘Heeft u iets te verbergen?’
‘Hoe durft u.’
Het was maar goed dat Koen van der Wiel niet naast Paul de Zeeuw stond. Anders had hij gezien dat de strafpleiter niet alleen rood was aangelopen. Paul de Zeeuw was zo woedend op de rechercheur dat zijn overhemd drijfnat was.
‘Ik stel voor dat we dit hele geval een keer uitpraten,’ zei Koen van der Wiel. ‘Op mijn bureau dan maar?’
Hij wist dat hij het spel hoog moest spelen. Een paar troeven hield