‘Dat hij met alle geweld beslag wilde leggen op de jongen. Hij wilde hem in huis nemen en als een echte vader voor hem zorgen. Dat hebben we weten te verhinderen.’
‘Hoe dan?’
‘Hij heeft de normale weg bewandeld via de rechtbank. Die zaak loopt nog, dacht ik.’
‘Nee,’ zei Koen van der Wiel. ‘Hij heeft de rechtszaak verloren, de eisen zijn afgewezen.’
‘Dan mogen we van geluk spreken dat de kwade stemmen hem niet tot gewelddadige acties hebben aangespoord. Dat zou in de lijn der verwachting liggen.’
‘Heeft hij u ooit iets verteld over een roman die hij zou schrijven?’
De psychiater lachte.
‘Dat was een merkwaardige opdracht van de stemmen. Van de goede deze keer, zoals wij het tenminste beoordeelden. Ik geloof niet dat hij het voor elkaar heeft gekregen. Hij was geen schrijver.’
‘Wij zijn ernaar op zoek,’ zei Van der Wiel. ‘Misschien vinden we het nog. Het was zijn enige mogelijkheid om zijn recht te halen.’
‘Welk recht?’
Koen van der Wiel vertelde over zijn bezoek aan de uitgever.
‘Dat verhaal? Daar heb ik eerder iets over gehoord. Als u een moment heeft, zoek ik het even na.’
De directeur-geneesheer liep naar een kamer ernaast en kwam met een dikke map terug.
‘Onze patiënten moeten hun ervaringen op papier zetten. Dat is een onderdeel van de therapie. Het is natuurlijk strikt vertrouwelijk, maar in dit geval wil ik toch een uitzondering maken. Eigenlijk zou ik moeten overleggen met de arts die hem de laatste jaren heeft behandeld, maar die is voor twee weken in het buitenland. Heeft u hier iets aan?’
Koen van der Wiel bladerde.
Tussen alle losse blaadjes vond hij een apart pakketje. Samengebonden met een lint.
‘Gevonden,’ zei hij. ‘Dit zocht ik. Het bestaat dus toch. Het manuscript van Zwendelaars.’
‘Waarom is dit voor u interessant?’