‘Kwartiertje voor dit. Zal ik ook de telefooncentrale onder handen nemen?’
‘Doe maar. Ik probeer te achterhalen wat die twee scholieren aan het doen waren.’
Koen van der Wiel liep naar het fotokopieerapparaat en deed de deksel omhoog. Het laatste velletje lag er nog.
Hij las de laatste bladzijde van een gerechtelijk schrijven, gericht aan Hans van Lelyveld, ondertekend door mr. J.M.A. Pinxteren.
Als hij het niet dacht. De officier van justitie had met het slachtoffer van het auto-ongeluk te maken gehad.
Koen van der Wiel was ervaren genoeg om te weten wat er onder het fotokopieerapparaat had gelegen. Hij ging op zoek naar het archief.
Een kwartier later werd hij op zijn schouders getikt.
‘Nog wensen?’ vroeg Maurits Verkerk.
‘Vingerafdrukken,’ zei Koen van der Wiel. ‘Het is misschien raar dat ik het vraag, maar ik zou de vingerafdrukken van alle advocaten willen hebben. Dat mag geen probleem zijn, neem ik aan?’
‘Ik neem de hoorn van hun telefoons. Geen enkel probleem.’
‘Leg maar een geheim bestand aan met de afdrukken van Ouwerling, Ouwerling en De Zeeuw. Misschien komen ze ooit van pas.’
‘Oké. Doe ik. Nog iets gevonden?’
‘Uitermate interessant,’ antwoordde Koen van der Wiel. ‘Deze processtukken kan ik bij de rechtbank opvragen. Zo kom ik toch aan rechtmatig verkregen bewijzen.’
In een notitieboekje schreef hij de data van de rechtzittingen en de nummers van de stukken.
‘Nu ga ik die twee onder handen nemen.’