8.
Koen van der Wiel glimlachte bij het lezen van het rapport van Maurits Verkerk. De technisch rechercheur vond het nodig om al zijn kennis te etaleren.
‘Het voertuig is een sportwagen van voor de oorlog. Dat bewijst het profiel van de banden.’
Die moest te vinden zijn. Hoeveel exemplaren zouden er nog rondrijden in Nederland? De automobilist moest gemakkelijk op te sporen zijn.
Het rapport bevestigde wat Maurits Verkerk in eerste instantie vermoedde: het kon geen ongeluk zijn. Uit de diepte van de sporen leidde hij af dat de sportauto met lage snelheid een stukje berm was opgereden, waarna met grote kracht het gaspedaal moest zijn ingeduwd. Verkerk had dat via nauwkeurige metingen achterhaald.
Het werd nu serieus.
Koen van der Wiel had met de agenten van de surveillanceauto gesproken en wist nu dat getuige Saskia de Zeeuw op hetzelfde adres woonde als de strafpleiter Paul de Zeeuw. Zij moest de dochter zijn. Vanaf dat moment vertrouwde hij de zaak al niet.
Hij overwoog om de vermaarde jurist aan een verhoor te onderwerpen, maar besefte maar al te goed dat hij niets zou bereiken. Als De Zeeuw iets te verzwijgen had, moest Koen van der Wiel er via een omweg achterkomen.
Via de dochter, besloot hij. Een meisje van veertien was geen partij voor hem. Zij zou binnen de kortste tijd haar geheimen prijsgeven. De vraag was alleen of ze wel iets te verbergen had.
Dan was er nog de andere getuige. David Ouwerling, ook al veertien jaar, zoon van de zojuist overleden andere bekende strafpleiter. Een collega van De Zeeuw.