5.
Rechercheur Koen van der Wiel vroeg zich af of hij de zaak van Hans van Lelyveld zou oplossen. Hij had geen geluk. Alleen de afdeling Vermiste Personen had hem kunnen helpen. Nu wist hij tenminste iets van het slachtoffer. Een vreemde snuiter die sinds drie, vier weken plotseling uit Rotterdam was verdwenen. Daar moest hij het mee doen.
Wat deed die man in deze uithoek van het land? Hij had de zuster van het slachtoffer gesproken. Hans van Lelyveld was hier geboren, zijn ouders lagen hier begraven. Dat was tenminste iets. Hij had een adviesbureau met vijf mensen in dienst. Daar zou iets mis kunnen zijn. Moeilijkheden met zijn bedrijf? Hij kon wel meer redenen verzinnen waarom iemand plotseling de deur achter zich dichttrok. Een gokverslaafde wellicht. Koen van der Wiel had het allemaal in de praktijk meegemaakt
Van de auto geen spoor. Nergens in de verre omtrek was een oldtimer gesignaleerd. Het was trouwens moeilijk zoeken zonder exacte aanwijzingen. Resultaat bij de garages nul komma nul.
Hij moest achter de getuigen aan. Een jongen en een meisje van veertien. David Ouwerling en Saskia de Zeeuw. Wat deden ze daar op die plek? Het zou wel toeval zijn.
Koen van der Wiel zuchtte.
Uit ervaring wist hij dat de oplossing altijd dicht bij huis lag. Als er inderdaad sprake was van een aanslag, moest hij gaan zoeken in de familie- of kennissenkring. Driekwart van alle moorden werd gepleegd door verwanten. Maar Van Lelyveld had alleen maar een zuster, die in Rotterdam woonde. Dat werd niets.
Motief, schreef hij op een kladblaadje.
Zonder motief geen misdaad, daar hoefde je geen rechercheur voor te zijn.