als een van de beste strafpleiters. Advocatenkantoor Ouwerling was een begrip. Dat kwam door zijn vader en moeder, maar ook door oom Hendrik en de vader van Saskia, die met zijn vieren een maatschap vormden.
Maar vreemd vond hij het briefje wel. Hoe kende die zwerver de voornaam van zijn moeder? En wat bedoelde hij met de confrères? ‘Die zwerver is een geestelijk gestoorde, een mislukte econoom. Nu komt hij wraak nemen,’ had zijn moeder gezegd.
‘Hij heeft me gezien,’ zei Saskia. ‘Kijk, hij staat weer te zwaaien.’
David ging achter zijn bureau zitten. Op de verbouwde zolderkamer stonden twee grote bureaus: één voor David en één voor Saskia. Iedere middag fietste Saskia met David mee en dan maakten ze samen huiswerk.
Pas om halfzeven kwamen de ouders van Saskia thuis. Net als de moeder van David die ook tot die tijd op het advocatenkantoor was. Nu de vader van David was overleden, overwoog zijn moeder om minder uren te werken.
Saskia pakte de hoorn van de telefoon, drukte een nummer en zei tegen de telefoniste van het advocatenkantoor: ‘Ja, met Saskia, hij zit er weer.’
‘Het was niet nodig,’ zei David. ‘Kijk maar.’
Een patrouilleauto van de politie stopte naast het terrein. Twee agenten liepen naar de zwerver. Gewillig liet hij zich wegsturen.
‘Ben jij nou helemaal niet nieuwsgierig?’ vroeg Saskia.
‘Nee. Wat moet ik met die man?’
Maar sinds David dat briefje had gelezen, maalde het toch in zijn hoofd. Er was iets met de zwerver. Was het de blik in zijn ogen? Of toch die glimlach? Hij zag er haveloos uit, maar iets klopte er niet aan hem. David wist het bijna zeker.
Hoe vaak David het briefje ook had gelezen, hij wist niet wat hij ervan moest denken. Iets van vroeger wat belangrijk voor hem was?
‘We zouden hem kunnen zeggen dat we geen prijs stellen op zijn dagelijkse bezoek,’ zei Saskia.
‘Dat heeft hij zo ook wel gemerkt.’