Verzamelde geschriften
(1950)–Alphons Diepenbrock– Auteursrecht onbekend75. [St. Joris en de Philologie]Handschrift in dictaatcahier II p. 38-39, getiteld: Ommegangen II. Aan het begin gedateerd Maandag 23 Dec. 1895. Waarschijnlijk bedoeld voor De Kroniek, doch niet voltooid. Het hier besproken artikel van J. Kalff, getiteld Philologie, was verschenen in De Kroniek van 22 December 1895 (jrg. I no 52 p. 413) en droeg als motto een uitspraak van Diepenbrock: ‘En zooals het waarschijnlijk is dat men in de wetenschappen aan sommige als de philologie om-haar-zelve haar bescheidener rol van dienstmaagd der hoogere wetenschappen zal toewijzen....’ (Vgl. Louis Coenen, p. 121). | |
76. [De herleving der oude vocale muziek]Handschrift in dictaatcahier II p. 40-43. Drie onvoltooide concepten van een recensie over de uitvoering van gewijde muziek door het Klein Koor a Capella onder leiding van Anton Averkamp op 22 December 1895 in de Ronde Luthersche Kerk te Amsterdam. Her derde concept draagt den titel Ommegangen. Datum vermoedelijk 24 December 1895. De recensie is waarschijnlijk voor De Kroniek bedoeld geweest. | |
[pagina 414]
| |
77. [Herman Gorter en de ‘burgerlijke’ poëzie]Handschrift in dictaatcahier III blz. 46-53, getiteld: H.J. Boeken's Helena. Als ‘thema’ is aangegeven: ‘Inadequatie van rhetoriek en drama’, waartoe het hier afgedrukte fragment de ‘Inleiding’ vormt. Datum ontbreekt; uit de voorafgaande en volgende concepten, die dateerbaar zijn, is af te leiden, dat dit fragment tusschen 21 October 1897 en 25 Maart 1898 moet zijn ontstaan. Boeken's Helena verscheen in De Nieuwe Gids van September 1895 (nieuwe reeks jrg. I no 1 p. 5-20) en December 1897 (jrg. III no 4 p. 137-167). | |
78. Mincelijn van A. MolkenboerHandschrift in dictaatcahier III p.41-45. Niet gedateerd, doch vermoedelijk geschreven op 25 Maart 1898, daar de vertoning van Molkenboer's Mincelyn op 24 Maart 1898 in den Stadsschouwburg te Amsterdam heeft plaats gevonden. Deze kennelijk onvoltooide recensie is waarschijnlijk voor De Kroniek bedoeld geweest; in dit weekblad verschenen echter alleen critieken van Jan Veth (jrg. IV no 170 p. 99) en van Albert Verwey (jrg. IV no 171 p. 107-108). | |
79. [De Brahms-herdenking te Amsterdam]Handschrift in dictaatcahier III p. 14-41 (gedeeltelijk vermengd met stukken vertaling van De imitatione Christi van Thomas a Kempis). Niet gedateerd, doch vermoedelijk geschreven op 3 April 1898. De Brahms-herdenking werd gehouden op 2, 3 en 4 April 1898 door de afd. Amsterdam van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst onder leiding van Julius Röntgen. Het was niet mogelijk, uit dit meermalen opnieuw aangevangen concept een sluitend geheel samen te stellen; de hier afgedrukte tekst kan slechts bij benadering weergeven wat Diepenbrock zich bij het schrijven van deze onvoltooid gebleven recensie voor ogen moet hebben gesteld. | |
80. Richard Strauss: Also sprach ZarathustraI. Onder den indruk van de eerste auditie van dit opzienbarende werk formuleerde Diepenbrock zijn oordeel in een korten en scherpen vorm, gedateerd 2. XI. '98, doch hij vond het bij nader inzien blijkbaar toch niet voor publicatie in De Kroniek geschikt. Hij sloot het echter in zijn brief van 10 November 1898 aan Charles Smulders in en ondertekende het met de initialen A.v. Br. [eull], welke J.C. Hol als pseudoniem gebruikte, blijkbaar om van Smulders een onbevangen oordeel over deze philippica te horen. (Vgl. J.C. Hol, Diepenbrock, zijn vriendschap, zijn vrienden. In Mens en Melodie, Mei-Juni 1946; jrg. I no 5-6 p. 179). Smulders antwoordde in zijn brief van 13 November 1898: ‘On a bien fait de ne pas publier l'article de Hol. Il n'y a pas lieu d'attaquer Strauss avec cette violence et cette animosité. Même dans le cas où son Zarathustra serait une regrettable erreur - c'est mon opinion - l'auteur de Tod und Verklärung a droit d'autres sentiments et ce qui vaut mieux, il en donne des raisons profondes.’ II. Handschrift in dictaatcahier Ia p. 50-80. Niet gedateerd, vermoedelijk geschreven op 2 November 1898. Onvoltooid gebleven concept, tamelijk sterk afwijkend van de definitieve, in De Kroniek afgedrukte versie (vgl. aantekening 43). | |
81. [Toelichting bij het Te Deum]Handschrift in dictaatcahier IV p. 3-7. Titel en begin ontbreken. Aan het slot gedateerd 1 Mei 1903. Geschreven voor het programma van het concert ten bate van het pensioenfonds van het Concertgebouw-Orkest, dat op 9 Mei 1903 in het Concertgebouw onder leiding van Willem Mengelberg werd gegeven; bij nader inzien gaf Diepenbrock er de voorkeur aan, een minder persoonlijke, meer zakelijke toelichting te doen afdrukken, welke evenwel afwijkt van de soortgelijke toelichting bij de eerste uitvoering van het Te Deum in 1902 (Verg. p. 416). | |
[pagina 415]
| |
82. [De Magdalena-mis van Philip Loots]Handschrift in dictaatcahier IV p. 28-30. Titel ontbreekt. Niet gedateerd, doch vermoedelijk geschreven in Januari 1904, aangezien er direct bij aansluit het concept van den brief, welken Diepenbrock mede namens Bernard Zweers op 23 Januari 1904 tot het Concertgebouw-Orkest richtte ter oplossing van het conflict tusschen Willem Mengelberg en den administrateur Willem Hutschenruyter. | |
83. [Mahler's Achtste Symphonie te München]Handschrift in dictaatcahier V p. 36-38, getiteld: G.M. VIII. Symph. in München 12 Sept. 1910. Niet gedateerd. Onvoltooid gebleven concept van een recensie, welke blijkens correspondentie voor het maandblad De Gids bestemd is geweest. | |
84. Aan Willem KloosHandschrift op 16 losse pagina's. Bedoeld als bijdrage voor het Gedenkboek 1885- 1 October - 1910 van De Nieuwe Gids, doch bij nader inzien niet verzonden (vgl. aantekening 56). | |
85. ‘Het Beethovenhuis’Handschrift in dictaatcahier V p. 43-54. Niet gedateerd, doch vermoedelijk geschreven op 3 Juli 1911. Eerste onvoltooid gebleven concept van Beethovenschwindel (vgl. aantekening 58), waarop een eveneens onvoltooid gebleven tweede concept onder den titel Nogmaals Het Beethovenhuis is gevolgd (p. 55-60), voordat het definitieve concept (p. 61-80) tot stand kwam, dat overigens nog in allerlei opzichten afwijkt van den tenslotte gedrukten tekst. | |
86. Beethovenschwindel IIHandschrift in dictaatcahier V p. 81-88. Niet gedateerd, doch vermoedelijk geschreven op 28 Juli 1911. Onvoltooid gebleven concept van De nieuwe tempeliers (vgl. aantekening 59). | |
87. Mahler's Achtste SymphonieHandschrift in dictaatcahier V p. 89-110. Niet gedateerd; geschreven 14-20 Februari 1912, naar uit de briefwisseling tussen Diepenbrock en W.G. Hondius van den Broek blijkt. Onvoltooid gebleven concept van een toelichting tot Mahler's VIIIe Symphonie voor het programma van het Concertgebouw te Amsterdam naar aanleiding van de eerste uitvoeringen van dit werk op 9 en 10 Maart 1912. Ten einde in staat te zijn de muziek bij Gysbrecht van Aemstel tijdig te voltooien, heeft Diepenbrock na een week zwoegens het werk tenslotte opgegeven. De toelichting is toen door Matthijs Vermeulen geschreven. | |
88. [Over een opvoering van Tannhäuser]Handschrift in dictaatcahier V p. 111-118, getiteld: De Tannhäuseropvoering op 22 Mei 1913. Niet gedateerd, doch vermoedelijk geschreven op of omstreeks 23 Mei 1913. Onvoltooid gebleven concept van een artikel, waarvan de bestemming onbekend is gebleven. | |
89. [De onvruchtbaarheid van het gymnasiale onderwijs]Handschrift in dictaatcahier VI p. 1-3. Titel ontbreekt. Aan het slot gedateerd 29 April 1914. Schema voor een niet-gepubliceerd artikel, wellicht een critiek op het in den aanvang van dit concept vermelde rapport der Staatsexamen-Commissie. | |
90. TerrorismeHandschrift in dictaatcahier VI p. 3-7. Niet gedateerd, doch vermoedelijk geschreven eind Augustus 1914. Onvoltooid gebleven concept van een niet-gepubliceerd artikel, dat waarschijnlijk voor het weekblad De Amsterdammer bestemd was. | |
[pagina 416]
| |
91. [De philologie als ‘wetenschap’]Handschrift in dictaatcahier VII p. 9-15. Titel ontbreekt. Niet gedateerd, doch - naar uit correspondentie blijkt - geschreven omstreeks half Mei 1918. Onvoltooid gebleven concept van een voordracht, welke bestemd is geweest om gehouden te worden op het Negende Nederlandsche Philologencongres, dat op 24-25 April 1919 in de aula van de Universiteit te Amsterdam heeft plaats gevonden. Na een voorlopige toezegging te hebben gedaan moest Diepenbrock op 4 Juli 1918 aan den voorzitter van het congres, jhr prof. dr J. Six, berichten, dat hem de moed en de tijd ontbraken om in een hem vreemd geworden milieu de gevraagde voordracht over de gebreken van het onderwijs in de oude talen en de mogelijkheden tot verbetering daarvan te houden. |
|