1903 [Critisch onvermogen]
Geachte Redactie,
In De Telegraaf van gisteravond schrijft de heer Otto Knaap naar aanleiding van het 9 Mei gegeven concert voor het Ondersteuningsfonds van het Concertgebouw-orkest onder anderen:
In het programma lees ik omtrent dit werk onder meer: ‘Zijn streven was hierbij de melodie uit het woordaccent te laten ontstaan en niet eene instrumentale liedmelodie, zoo goed en zoo kwaad als het gaat, te verbinden met den text’. Dat is heel sterk uitgedrukt. Om maar wat te noemen: in den zin ‘Et laudamus nomen tuum in saeculum et in saeculum saeculi’ stijgt het woordaccent van ‘in saeculum saeculi’ boven dat van ‘in saeculum’; de heer Diepenbrock doet daarentegen de melodie dalen’.
Ik zal mij wel wachten over gevoelszaken als ‘melodie’, en al wat het diepere wezen der muziek raakt, in het openbaar met iemand in debat te treden, vooral waar het geldt mijn eigen muziek, waarover ik den heer Knaap gaarne verlof geef, te denken en te schrijven al wat hij goedvindt. Hij mag (zeer verkeerdelijk) mijn Te Deum als kerkmuziek beschouwen en het dan om zijn ‘wereldsche’ element minder geslaagd achten. Hij mag vinden, dat het ‘instrumentale gedeelte te zwaar klinkt voor het vocale’. Hij mag zelfs (desnoods) zeggen, dat het vocaalkwartet ‘maar niet op dreef kon komen,’ ondanks dat ik, die werkelijk wel weet, welke eischen mijn werk aan de uitvoerenden stelt, dit vocaalkwartet dankbaar ben voor zijn uitnemende voordracht.
Dit alles mag de heer O. Knaap, want ten slotte blijven dit alles meer of minder zaken van persoonlijken smaak en van het zwevende, bewegelijke gevoel.
De bewering echter, dat in de laatste drie woorden van den geciteerden zin het ‘woordaccent’ stijgt(?) boven dat der vorige, is van zuiver philologischen aard; dit is niet een kwestie van voelen, maar een technische kwestie, die men als vakman moeten kennen om daarover mee te mogen praten, en daar ik alle reden heb te vermoeden, dat de heer Knaap op dit gebied leek is, ontzeg ik den heer Knaap rondweg het recht, mij op dit gebied lessen te geven.
U dankend voor de verleende plaatsruimte,
dr. a. diepenbrock