chologisch ontwikkelde karakters verlangen, ten minste niet op die schaal als een Faust van Goethe. Gedachten liggen buiten het bereik der muzikale voorstelling; zij heeft alleen gevoelens en gewaarwordingen weer te geven.
Wat er verder door Melophilos over eenige onderdeelen eerst van de Damnation beweerd werd, is van zóó subjectieven aard en staat op zóó losse schroeven, dat het nauwlijks voor bespreking vatbaar is. De Ronde des paysans is gewrongen. Troost u maar, Melophilos, Cherubini verklaarde indertijd dat hij niet hooren kon, in welken toon de Fidelio-Ouverture geschreven was. De onbeschaamdheid waarmede Melophilos de schoonste stukken, zooals het Paasch-koor, de Course à l'abîme en de Aria van Faust, verwerpt, is slechts uit onwetendheid of hevige vooringenomenheid te verklaren. Of getuigt het niet van onwetendheid om te beweren, dat de ‘belachelijke’ Course à l'abîme een model vond in den Erlkönig, dat er van ‘rijkdom aan vormen geen spoor’ in het geheele werk te vinden is, dat de accompagnementen den zang belemmeren en bedekken, etc.?
De schrijver noemt de Course à l'abîme eene ‘kinderachtige nadoenerij, die de gehoorzenuwen zoowel als den goeden smaak beleedigt’. Welnu, ditzelfde verwijt treft Bach meermalen in zijn Matthäus-Passion, onder anderen, als hij het scheuren van het tempel-gordijn verzinnelijkt. Het zij voldoende nog slechts Beethoven, Haydn en Mendelssohn te noemen, die zich allen in meer of mindere mate in de oogen van Melophilos aan deze ‘kinderachtige nadoenerij’ vergrepen hebben.
‘Melodie schijnt dan ook de zwakste zijde van de Damnation’. Welzeker, - als men een ‘maaksel’ als dit verre beneden de ‘creatie’ van een Charles Gounod schat, moet dat wel zoo ‘schijnen’.
Alvorens te eindigen wil ik Melophilos dezen raad op het hart drukken: denk om de woorden van Robert Schumann - ‘Meister wollen studiert sein’. Dit zal u misschien in 't vervolg vrijwaren voor het uitspreken van een onbestemd, ongemotiveerd en dus niets beteekenend oordeel en u misschien in de groote schepping van Berlioz dat ‘vlammend scheppingsvuur, dien rijkdom en overvloed van vormen’ doen vinden, die gij er in gemist, die honderden met mij er in bewonderd hebben.