| |
| |
| |
5
Lekker autonoom!
‘Weg met het ding, dat minder God maakt’
Vakanties zoals in Europa, die volksverhuizingen lijken, kent de Antilliaan niet. En omdat ook de voorlichting over andere landen via de televisie summier is, heeft hij amper een vermoeden wat er in de wereld buiten de eilanden allemaal aan het veranderen is. Dat ik de eilanden na tien jaar weinig veranderd vond, begrepen ze niet. Op zo'n moment realiseer je je met een schok het isolement van de eilandbewoner. Want als Europeaan ben je zo gewend geraakt aan het veranderende beeld van steden, dat je alle uiterlijke veranderingen vanzelfsprekend vindt. Iets waar je recht op hebt. Zo goed als wij vinden dat we een grote bek mogen opzetten wanneer blijkt dat een bepaalde bevolkingsgroep er onredelijk slecht aan toe is. Of het nu wel of niet zo'n frisse wind is, die uit al die open bekken waait, hij zorgt ervoor dat al te stoffige zaken gelucht worden.
Misschien heb ik op Curaçao en de andere eilanden diverse lieden op de ziel getrapt toen ik ronduit zei: ‘Een handjevol nieuwe gebouwen en nóg meer grote, luxe hotels, en folder-stranden voor de toerist vind ik geen essentiële verandering.’
Zolang er op Curaçao nog wijken bestaan als Buena Vista en Wishi, waar mensen in blikken en houten krotten huizen, met z'n twaalven of meer op elkaar, vaak zonder elektriciteit of waterleiding, zonder riolering, waar er van wegen amper sprake is zodat ze voor dokter, ambulance en vuilniswagen praktisch onbereikbaar zijn, zolang is er voor mij weinig veranderd. Mijn klasgenootjes woonden dertig jaar geleden net zo, sommigen achter schuttingen rond hun optrekje, zodat je hun schande - die de hunne niet is - niet meteen zien kon. Het was nooit de bedoeling geweest dat ik uitvond wáár ze woonden. De kinderen, die knap genoeg waren om op de stadsschool verder te leren, waren niet van de spraakzaamsten. Bovendien gold op school ook ‘verschil moet er zijn’ en de blanke en beter gesitueerde kinderen zaten bij elkaar in één van de parallelklassen.
| |
| |
Maar toen ik op een dag met ons kindermeisje meeging naar haar ‘huis’ op Wishi, liep ik een klasgenootje - uit de andere klas natúúrlijk!!! - tegen het lijf. Ik geloof, dat we alle twee even geschokt waren: zíj, omdat ze het voor een ander niet weten wilde; ík, omdat ik het nooit geweten had.
De volgende dag in het speelkwartier schoot ze steeds weg wanneer ik haar kant op kwam. Ik vóelde ineens wat ze dacht: ‘Nu gaat ze het de anderen vertellen!’ Tóen heb ik er niets over gezegd - het ligt ook anders in de kinderwereld.
Maar na dertig jaar kon ik moeilijk enthousiast over ‘veranderingen’ doen, terwijl ik weer op datzelfde Wishi stond en zag hoe de bewoners tegen de kersttijd kleurige kalk op hun verrotte wanden streken, in een onmachtige poging naar buiten uit stand op te houden van hun schamele weekgeld.
Ik was blij dat ik geen camera bij me had - het beeld stond trouwens nog scherp als een foto in mijn geheugen gegrift. Wat zou een foto uitgehaald hebben? Veel Antillianen zijn nog nooit in deze buurten geweest. Toen Panorama er voor de 30ste mei een fotoreportage van maakte, kregen journalist en fotograaf, plus de Antilliaan, die hen rondgeleid had, de minister van justitie op hun nek.
Wie in deze buurten geweest is, begrijpt ook beter dat een groot deel van de Antilliaanse bevolking geen oog kán hebben voor de noden in andere werelddelen; dat ze fulmineert tegen de miljoenen, welke in Nederland tijdens grote acties verzameld worden voor de ‘armen’ in India, voor de hongerende kinderen in Biafra. ‘Waarom niet voor ons?’ zeggen ze bitter.
Omdat men het op het eigen eiland niet weten wíl; omdat men systematisch voorlichting op dit punt in Nederland tegen heeft gehouden. Omdat men bij ons, sinds het statuut, op z'n dood is ook maar één gebaar te maken dat op inmenging of bevoogding kan lijken.
| |
Het wonder dat niet kwam
‘Lekker autonoom,’ zei een jonge Curaçaoënaar, die zijn auto voor mij aan een rit gewaagd had, bitter. ‘Noem m'n naam maar liever niet!’ Hij was moe van alle moeilijkheden die zijn openhartigheid hem al eerder bezorgd had.
| |
| |
Autonoom - vijftien jaar geleden werkte het als een toverwoord, vruchtbaar misbruikt - zoals nu wel blijkt - door de politici.
Autonoom - als we dat maar eerst zijn, dan voor iedereen een eigen, mooi huis zoals de makamba's hebben, een eigen auto, werk voor iedereen.
Met dit droombeeld voor ogen trokken de massa's op autonomiedag als in een roes naar de stad, naar de partijcentra. Vandaag waren ze autonoom geworden, morgen zou alles op slag veranderd zijn. Dat was hun immers jarenlang voorgehouden?
Maar ‘morgen’ duurde meer dan vijftien jaar.
‘Nu geloven ze niks en niemand meer,’ zei een meisje, dat bij ons was. ‘Vroeger woonde ik hier,’ - een wijk boven aan de haven op Punda - ‘op een middag liep iedereen te hoop. De vrouwen knielden buiten neer en gingen bidden: Maria was verschenen in een bord water onder een stoel. Het zal wel een schaduw geweest zijn, want tegen de avond was het verdwenen. Maar dat wilde niemand geloven. Iedereen had het over een “wonder”. Ze willen alleen nog maar in een wonder geloven. Dat krijg je ervan!’
Otrabanda - de brede, florissante gevels langs de haven zijn op 30 mei in rook en vuur opgegaan. Oude, vervallen buurten zijn bloot komen te liggen. Hoog op de heuvel achter de Westwerf torent het trieste overblijfsel van de brug in aanbouw, die instortte in 1967 en tientallen slachtoffers eiste.
We klommen er naar toe, moesten wegduiken omdat een vrouw boven onze hoofden een po leeggooide.
‘Wat hebben we aan die brug? De aan- en afvoerwegen liggen ongelukkig. Toch gaan ze hem herbouwen. Dat kost 40 miljoen. Iedere Antilliaan zal hem zoveel mogelijk mijden - op die plek zijn onze doden gevallen. Maar hij moet er komen. Een statussymbool - dan kunnen een paar politieke big shots later zeggen: “Die is onder mijn regering gebouwd”. Wat zouden we met die 40 miljoen niet allemaal kunnen doen voor een beter woningbouwprogramma?’
Op het resterend brugfundament staat een bordje: Hoogspanning - levensgevaarlijk!
Wie denkt dat dat alleen met elektriciteit te maken heeft, heeft funsji in zijn hoofd!
| |
| |
Want voor de mensen in die wijken, die 's zondags niets anders te doen hebben dan lusteloos en uitgeblust tegen de wrakke huiswanden leunen, met naast hen hele ritsen kindertjes is de oplossing: meer volkswoningen, minder kinderen.
Maar dan geen volkswoningen zoals er op Domi in aanbouw waren: vierkante blokken in één lijn, zonder vaste kasten, te kleine kamers. Dat is vrágen om rotzooi.
Waarom worden ze niet ruimer opgezet? Argument: omdat de huurders dan toch gaan onderverhuren. Ja, ze zullen wel moeten. Niet alleen om de voor hen onbetaalbare huurprijs op te brengen, maar omdat in de vele gezinnen zonder vader oudere, vrouwelijke familieleden móeten inwonen als verzorgster van de kinderen.
De afstand van Domi naar het dichtstbijzijnde winkeltje is een kwartier lopen, naar de stad een half uur. Geld voor de bus kan er niet af. En als de bewoners straks langs de stoffige weg, in de brandende zon over de heuvel gaan, zien ze beneden het grote luxe hotel liggen - voor de toeristen, het strand - voor de toeristen. Voor hun eigen kinderen is er geen enkele recreatiemogelijkheid.
Het ergste is dat men niet eens van boos opzet kan spreken, van onwil. Maar de situatie is zo hopeloos dat, wat er ook opgezet wordt, gedoemd schijnt te mislukken. Tenzij men natuurlijk de moeite wil doen zich te verplaatsen in de leef- en denkwereld van het volksdeel, dat men tot nu toe nooit heeft willen ‘zien’.
Waarom zou het gezin, dat zijn hele leven in een krot woonde en nu een volkswoning krijgt, ook geen behoefte hebben aan tenminste één kamer met air-conditioning? Eén vertrek, waarin de huisvrouw even kan uitrusten, waar de kinderen hun huiswerk kunnen maken? Het gebruik van de airco in openbare gebouwen, in particuliere woningen is enorm toegenomen de laatste jaren. De bewijzen zíjn er dat de mens tot betere prestaties komt in een gekoelde kamer, al zal een echte Antilliaan nooit een airco in zijn slaapkamer willen hebben!
Vroeger was in koudere landen een centrale verwarming luxe. Tegenwoordig worden ze zelfs in goedkope flats ingebouwd.
In een tropisch land zou airco allang geen luxe meer moeten zijn. Waarom worden ze niet ingebouwd bij de volkswoningen?
‘We zouden er 20.000 kunnen kopen, direct van de fabriek, zodat er geen winst naar tussenpersonen gaat,’ zei een ambtenaar.
| |
| |
Daarmee is echter het grootste probleem, het elektriciteitsverbruik van een airco, wat voor de eenvoudige man onbetaalbaar is, niet opgelost. De elektriciteitsmaatschappij is namelijk een particuliere onderneming; prijzen kunnen niet aan banden worden gelegd. Zelfs als het een semi-overheidsinstelling zou worden (het woord ‘nationaliseren’ viel helemaal verkeerd!) is het de vraag of de prijs zou zakken. Want de regering verdient al niets aan haar watervoorziening en dan nóg een winstgevend project laten schieten, dat grenst aan de philanthropie!
Waar zou je je trouwens over opwinden? De mensen, die momenteel als toppunt van status slapen onder een elektrische deken in hun airconditioned slaapkamer, doen het ook niet!
Evenveel haken en ogen als aan het plan voor meer en beter aangepaste volkswoningen zitten, zitten er aan de family planning. Eén van de actiefste propagandisten was Stanley Brown, die de kruistocht op zíjn manier begon, zonder een blad voor de mond te nemen; ook niet terwijl hij me uitlegde hoe moeilijk zo'n project op Curaçao ligt.
| |
Voorlichting
‘Vitó heeft in veel opzichten een doorbraak betekend. We hebben hier een schijnheilige, huichelachtige gemeenschap, waarin iedere man - natuurlijk overdrijf ik, er zullen wel uitzonderingen zijn maar ik ken ze niet - iedere man bijvrouwen heeft, buitenechtelijke kinderen, er enorm trots op is. Maar als hij thuis bij zijn vrouw is, zal hij het woord lul niet gebruiken. En als je dat woord wel bij hem thuis gebruikt, dan slaat hij je het huis uit, want je beledigt zijn vrouw. Terwijl zijn vrouw verdomd goed weet - omdat de gemeenschap zo klein is - dat hij constant zijn lul gebruikt.
Je hebt dus een groep van deze bevolking, kinderen en vrouwen, die niet voorgelicht worden. Ook de man niet. De man moet altijd een he-man rol spelen. Hij wéét het al! Hij gaat geen inlichtingen vragen, hij weet het al. Daar komt het probleem bij dat hij de Engelse en Nederlandse voorlichtingsboeken niet kan lezen.
Daarom had ik op een keer besloten om - gezien de onverantwoordelijke toename van deze bevolking - voorlichting te geven over voorbehoedsmiddelen. Ik heb de prijzen, het gebruik, de fo- | |
| |
to's van alle voorbehoedmiddelen die er bestaan, uitgezocht. Als leidraad heb ik een artikel gebruikt, dat in Tic verschenen was, een blad uit Nederland. Dat heb ik geënt op de Curaçaose praktijk, dus prijzen veranderd. Verder was daarbij van invloed het Curaçaose gedragspatroon. Zo heb ik dat artikel geschreven. Vitó was toen een maandblad, en dat nummer is meteen uitverkocht geraakt. Eerst wilde niemand het drukken.
Nog een leuk grapje. Ik verkocht het ding in de boekhandel. Ik legde de exemplaren gewoon neer en ging weg. Zo deed ik het nu ook, maar deze keer zonder iets tegen de eigenaar te zeggen. Ik kwam thuis en toen belde hij me op dat hij dat nummer niet kon verkopen. Hij zat te telefoneren op zijn kantoor midden tussen allemaal meisjes. Want “op het voorblad stond een doosje, u weet wel, meneer, van die dingen...” Ik deed alsof ik niet wist wat die dingen waren. Ik zei: “Wat bedoelt u?” “U weet wel, die dingen, die dingen van drie voor een gulden.”
Die man wist het precies, no, zeg dan gewoon kapotjes! Hij weet dat het er drie zijn voor een gulden, hij weet waar ze ze verkopen ook. Maar kapotjes kon hij niet zeggen.
Zo leeft deze gemeenschap.
Neem Verantwoord Ouderschap. Er moeten mensen voor de televisie verschijnen, en als groep moeten zij aan deze bevolking hun mening, hun inzage van de problemen overdragen. Maar wat doen ze? Ze doen net alsof het iets enorm vies is. Ze kruipen ergens in een oud herenhuis midden in de stad. Ze verwachten dat deze huichelachtige gemeenschap naar hen toekomt, om kapotjes komt vragen of de pil. Maar geen enkele vrouw op Curaçao doet dat. Alle vrouwen naaien, maar geen enkele komt om de pil vragen. Geen enkele man gaat er voor zijn vrouw naar toe, dan wordt ze als hoer gekenmerkt. Ze zijn o zo voorzichtig om op tenen te gaan staan. Wat is het gevolg als een vrouw via omwegen, via mij bijvoorbeeld als onderwijzer, er over gaat denken?
Ik stond voor de klas en zag elk jaar een vrouw een kind brengen om in te schrijven, met een kind in haar buik. Op een moment zei ik: “Mevrouw, dit is de veertiende. Hou op!” “Ja, maar meneer...” Dan ga je naar die mensen toe. Tussen haakjes veel moeilijkheden met de bisschop, vaak op het matje geroepen.
Als je de mensen voorlichting geeft, en ze komen daarna thuis
| |
| |
dan zegt hun buurvrouw tegen hen: “Pillen is iets wat je niet gebruiken kunt. Je krijgt er oorpijn van.” Of: “Je sexuele drang gaat omlaag.” Of: “Je man gaat naar andere vrouwen toe.” Of weet ik veel wat voor bakerpraatjes.
En deze vrouw gelooft deze buurvrouw. Maar van wie heeft die die verhalen gehoord? Van een of andere klootzak op een kantoor, of van een meisje, die er geen vertrouwen in heeft.
Als nu Verantwoord Ouderschap zou optreden als groep, samengesteld uit een vakbondsleider, in wie de mensen vertrouwen hebben, een politieke leider, een Antilliaanse arts, een verpleegster, een sociaal werkster - ik noem maar iets, voor mijn part zet je er ook iemand van de Rotary, de Lions en de Jaycees in - en zij zouden daar via de televisie aan het volk gaan uitleggen hoe onze gemeenschap in elkaar zit, het enorme aantal hoge en onwettige geboorten, en dat voorbehoedsmiddelen de oplossing voor het probleem zijn, dat er geen schadelijke gevolgen van te verwachten zijn, dan zou die buurvrouw overtuigd zijn. Bakerpraatjes zouden minder invloed hebben. Maar nu geeft het werk dat ze doen niks, no?
Het geboortecijfer is bijna niet gedaald. We hebben vorig jaar op ons programma 80.000 gulden overgehouden. Hadden ze dat maar voor meer televisieprogramma's gebruikt.’
‘Maar de mensen, die je zou moeten bereiken, hebben geen geld voor een televisie, of geen elektriciteitsvoorziening! Denk je overigens dat televisievoorlichting zal aanslaan? Zoals je zelf al zei: De mannen zijn er enorm trots op dat ze bijvrouwen hebben, buitenechtelijke kinderen. Dat moet hun wel een gevoel van macht geven, vooral omdat de mannen in deze maatschappij zelden een sociale machtspositie hebben.’
‘Je bedoelt dus dat de man macht voelt als hij kinderen heeft?’
‘Ja, alleen op dit punt voelt hij dat hij voor de volle honderd procent tot zijn recht kan komen. Hij heeft in de Antilliaanse maatschappij zo weinig wat hij het zijne kan noemen. En dat is al zolang zo.’
‘Dat is iets waar jullie nu eens mee moeten ophouden. Jullie moeten ophouden te denken dat jullie iets afweten van deze gemeenschap. Ophouden met Nederlandse normen, met Nederlandse gevoelens. Ik ben vijf jaar in Nederland geweest, en ik heb nooit een
| |
| |
oordeel geveld over de Nederlandse gemeenschap. Ik zou het niet durven. Jullie komen hier twee, drie weken, denkt dat je de gemeenschap volledig begrijpt. Zij, die twintig jaar hier wonen, achter een hek in Julianadorp, denken dat ze daardoor de gemeenschap kennen.
De normen in Nederland zijn anders. Ik heb er vijf jaar in een gezin gewoond. Ik kan nu misschien een oordeel hebben... nee toch niet... voorzichtig... Een Nederlandse man zit in een positie waarin hij geen macht heeft. Niet vanwege de maatschappij, waarin hij wel of niet iets bereikt heeft, maar door de verhouding manvrouw in Nederland.’
(Browns woorden raakten hier aan de conclusie van enkele sociologen dat de blanke man aan gezag inboette ten aanzien van de zwarte bevolking toen hij ook aan gezag inboette ten aanzien van de vrouw.)
‘Hier is een man God, of je hem nu onderbetaalt, of hij nu honger heeft, of hij naakt is of een pak aan heeft, hij is God. Wat er ook gebeurt. En deze God wil op de duur ook geen zeventien kinderen. Hij wil er iets aan doen. Hij weet alleen niet hoe.
Al deze verhaaltjes zijn Nederlandse patronen, die op ons geënt worden.’
‘Omdat er van jullie kant nooit over deze onderwerpen wordt gepraat. Dan kan je niet verwachten dat anderen juist inzicht krijgen.’
‘In Nederland is het zo -’ (Stanley Brown) ‘als je met een getrouwde vrouw naar bed gaat dan wordt het door de hele gemeenschap voor de vrouw vergoelijkt. Ze hebben tegen mij vaak gezegd, dat je een schurk bent, een schoft. Want kijk, die vrouw was toch netjes getrouwd en toen kwam jij!
Op Curaçao is dat anders: als je hier met een vrouw naar bed gaat dan is die vrouw een hoer, de man is altijd God, heeft altijd gelijk. De echtgenoot zal niet op de eerste plaats míj vermoorden, in de eerste plaats de vrouw. Wie de schuld heeft, op die moet hij kwaad worden.
Als in Nederland een getrouwde man met een vrouw naar bed gaat, springt de hele buurt hem op de schouders. Van de vrouw zeggen ze: “Ja maar, ze is toch een goede moeder.” Hier niet! Hier accepteert de gemeenschap het van een man, maar niet van de vrouw.
| |
| |
In ieder geval, deze God wil geen zeventien kinderen meer. Zijn lage salaris dwingt hem om mee te willen werken aan verantwoord ouderschap.
Ik heb zo gereageerd omdat ik vaak dit smoesje hoor.
Onkúnde is de grote strubbeling. Onkunde! En juist omdat men God is, durft men zijn onkunde niet te tonen. Geen enkele Curaçaose man zal mij bekennen dat hij geen voorbehoedmiddel gebruikt, omdat hij niet weet hoe hij het gebruiken moet; omdat hij niet aan zijn vrouw kan uitleggen wat ze met die pillen aanmoet. Dus zegt hij tegen mij: “Gebruik jij die rotzooi? Ik gebruik het niet!” Als hij zou weten hoe hij het moest gebruiken, als hij met trots tegen zijn buurman kon zeggen: “Klootzak, zo moet je het doen! Hier staat het! Kan je geen Engels lezen? Kan je geen Nederlands lezen? Het is gemakkelijk: een kruisje!” Maar het is zó moeilijk dat hij het niet begrijpt. En alweer: om datzelfde falende onderwijs.
Hij kan het niet uitleggen. Hij komt daardoor in de rol dat hij niet langer meer God is. En daarom verwerpt hij dat ding, dat hem minder God maakt. Dat heeft niets te maken met zijn sociale positie. Maar hij wil zijn onkunde niet tonen.’
‘En degenen, die niet onkundig zijn, die wel weten en wel hun mond open durven doen, zoals jij? Je hebt in Vitó ook een lans gebroken voor de emancipatie van de vrouw. Als de vrouw eenzelfde sexuele vrijheid nemen zou als de man, hoe zou jij daar persoonlijk op reageren?’
‘Ik schrijf wel, dat ze daar recht op heeft. Maar als ik eerlijk ben: ik zou eraan kapot gaan als mijn vrouw het deed.’
|
|