Een flinke slok. Ze moest wat wegduwen, het viel niet goed. Nog een slok. Maar met al die beste politiegrepen van 'm had hij er goed naast gezeten. Je wist nooit wanneer het gebeurde, en vooral: wie! Moest je dan de rest van je leven overal op verdacht blijven?
Proost! Nog een slok! Lekker vooruitzicht.
Met de fles in haar hand leunde ze onderuit tegen de frigidaire en boerde. Lodderig staarde ze naar de deur van de servieskast. Zat er weer een rat in de val? Nou, jongen, dan kunnen we elkaar een hand geven.
Waarom... Ineens schoot ze overeind, stootte haar rug tegen de knop achter haar. Waarom was het toen met Bubi, onder water, niet zo rot geweest? Fijn juist.
‘Omdat ik het toen zelf wilde,’ mompelde ze.
‘Om-dat-ik-het-toen-zelf-wil-de!’ herhaalde ze. En Bubi had gevoeld wat ze wilde, hij was niet all the way gegaan.
Ze aarzelde tussen nog een slok nemen, of de fles wegzetten. Nee, ze had niet meer nodig. Ze was eroverheen.
Door het donkere huis klonken flarden uit gesprekken van vroeger, vage stemmen, van haar vader, moeder, ooms en tantes op bezoek.
‘... och wat, verkrachten!’ Haar vader. ‘Als de vent een klap op zijn smoel krijgt van de vrouw, dan heet het ineens verkrachten. Anders is er niets aan de hand.’ Gelach van de anderen.
‘In een huwelijk wordt er meer verkracht dan daarbuiten. Al die vrouwen, die het zich maar laten aanleunen terwille van de lieve vrede!’ Dat was de rechter geweest.
Ze rilde ineens bij het vooruitzicht. Als je het nu later plotseling verschrikkelijk ging vinden, met elkaar naar bed, iedere avond bij elkaar liggen, en je wou weg... Je kon niet weg als je getrouwd was.
Ze staarde naar boven, naar het trapgat. Moeder en va-