Vondels zoon en Vondels taal. Joannes Vollenhove en het Nederlands
(2003)–G.R.W. Dibbets– Auteursrechtelijk beschermdTekstuitgaveAan de nu volgende heruitgave van Vollenhoves ‘taalkundige’ hekeldicht ‘Aan de Nederduitsche schryvers’ (mét de door hemzelf geplaatste 22 aantekeningen) uit de bundel Poëzy (Vollenhove 1686: 564-577) zijn woordverklaringen en een aanvullend commentaar (achter de teksteditie) toegevoegd. Dit laatste wordt vooral gevormd door aanhalingen uit werken die Vollenhove bekend (kunnen) zijn geweest (van Ampzing, Vondel e.a.), en uit taalkundige opmerkingen die hij elders, in brieven of aantekeningen, heeft gemaakt. In de commentaar verwijst de afkorting ‘VTg’ naar Vollenhoves ‘Taalgebreken’ die hiervóór in hoofdstuk 3 zijn aangestipt, ‘WB’ naar de bekende uitgave van Vondels werken door de Wereldbibliotheek (1927-1940). Ook is er sprake van Vollenhoves aantekeningen bij Nylöe 1703; hier betreft het de notities van de dichter, door zijn zoon genoteerd in een exemplaar van Nylöes Aanleiding (zie hst. 3). Wanneer in de woordverklaringen het verwijzende regelnummer door de letter ‘a’ vooraf wordt gegaan, sluit de verklaring aan bij Vollenhoves eigen noten bij de betreffende regel.
In 1995 heeft de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden het auteursexemplaar van Poëzy verworven (thans UB Leiden sign. 1499 A 30; zie Rentier 1995). In dit exemplaar, waarvan het titelblad het jaartal 1685 draagt (zie hst. 4), heeft Vollenhove zelf met inkt correcties in het gedicht aangebracht. Het betreft kleinigheden: 1. delen van enkele voornaamwoordelijke bijwoorden werden aaneengeschreven in r. 205, 233, 311 hieronder; 2. enkele zetfouten werden hersteld: uitheemsehe (151), Pisciaan (227), accuativus (noot 5); 3. enkele woorden werden vervangen: kiest door schryft (r. 197), deênwe daar door leiden wy (r. 218), en door of (r. 257), Op volgen zou door Te vinden waar (r. 245),meest door trou (r. 298); 4. in r. 217 verviel het lidwoord in d'aaloutheit, in r. 246 dat in d'onkunde (Dibbets 1997). Deze wijzigingen heb ik in de volgende teksteditie aangebracht. De nieuwe versie van rr. 199-202 (zie hst. 4.4) is eveneens overgenomen. In het Poëzy-exemplaar uit 1685 ligt een door Vollenhove beschreven blad papier dat een tweetal toevoegingen bevat aan ‘Aan de Nederduitsche schryvers’ (‘Te voegen by myn gedicht Aan de Nederduitsche schryvers’). Dit blad is aan de rechterzijde licht afgebrokkeld. Het tekstverlies dat hierdoor aan het einde van een aantal regels ontstaan is, heb ik met betrekkelijke zekerheid met tekst tussen vierkante haken aangevuld De toevoegingen zijn 28 en 16 regels groot en dienden te worden aangebracht achter r. 174, resp. r. 192 (zie Dibbets 1997). In de uitgave heb ik deze teksten inspringend op de bedoelde plaatsen ingevoegd, waarbij ik me van dezelfde varianten heb bediend als in mijn artikel. Om de tweede druk van mijn boek niet te zeer af te laten wijken van de eerste heb ik de regels van de ingelaste teksten anders genummerd: te beginnen vanaf I.1 resp. II.1; een bijkomend voordeel daarvan was dat niet in het hele boek de verwijzingen naar de regels hoefden te worden aangepast. |
|