CCXI
Als er zoo niets is, is het heel plezierig op te staan, en langzaam wat te gáan, gevoelend in het hoofd de gedachte als een macht, die niet werkt, maar die kan werken al is het maar alleen inhoudend de lichaamsleden om niet onbezonnen en snel te gaan, maar langzaam, zoo dat de gedachte met welbehagen aan zich zelve denken kan.