Ik vond zoo prettig, dat tusschen de boomen door goud licht in mijn oogen viel, juist toen ik er aan dacht hoe aardig een heel klein meisje doet, die weet dat zij bezig is te behagen, en mijn oogen naar beneden gericht waren, kijkend zonder uit te zien, wijk ik het meisje in mijn gedachte zag.