CXLIX
Ik wil, of eigenlijk: God wil - want ach, het gaat van zelf - mijn lichaam maken tot een lichaam dat doortrokken is van Goedheid. Ik houd dan nu vooral van heel eenvoudge spijzen. Ik nam een heerlijk sneêtje brood met roggebrood, maar toen ging zij een stukje koek daar-tusschen mij aanprijzen. Ik hoorde dat ik toen neen dank-je zei op een bespotlijk eigen-wijzen toon. Ik ben er toen maar gaauw op teruggekomen. En heb dankbaar de koek er tusschen in genomen.