samen met de opwaardse lijn der zachte wang- en kinronding te zijn, waarin de wangen blozen onder den schoonen oogenschijn, is de levens-volkomenheid, waar de hooger en laagre deelen zonder strijd of oneffenheid samenkomen.
Levende, bloeyende levens-volkomenheid: over heel het gelaat ligt een fijn en zacht dons gespreid. Het is blond van teêre kleur en ligt als een zacht waas over de schoonheid van het blank en rood.
Het is het teederste, de bloei zelve, het zachte, schijnend leven, waarmeê der kleuren schoonheid zich heeft omgeven.
Het is als een gestadig uitschijnen der Liefde om de schoonheid. Het is het zelfde transparante floers, wat ik voel in mijn oogen als zij teeder kijken, waarvan het leven van zelf en voor altijd het leven heeft omgeven, waarin het schoonst zoû schijnen.