CXXXVI
Zoo als voorheen, is alles weêr voor mij slechts in de beelden van mijn eigen leven: de dag, de nacht, de stilte en weinige geluiden, van gevleugelde dieren, van den wind en van wat klinkt van ver in heldre lucht, de stille, met een onzichtbaar dons omwonden, geluiden van mijn huis, de fijne melodie van als de poes wat vraagt in 't stille spinnen van het geluid zijner te vredenheid; dan de luchten, de wegen, de vlakten, de boomen, enkele menschen, enkle kindren, met hun doen en laten en hun stemmen, doen mij dit vinden het schoonste oord op aard, mijn Bethlehem.