Verzamelde werken. Deel 3. Proza-gedichten
(1920)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 42]
| |
een heel enkele maal uit mag spreken. Het is niet het beste, maar het is toch zóó goed, zoo als het leven nu in mij gloeit. Ik kom er maar niet toe aan ander werk te gaan dan het uit-spreken van wat zoo maar in mij opkomt. Wat kan - zoo lang ik in den Hemel ben of er dicht bij - ik beter doen dan zeggen wat ik word gewaar. Ik word bespeeld. Ik laat mij maar bespelen. Als een zachte wind bespeelt de Schoonheid de snaren van mijn wezen. |
|