LIX
Een schoone gouden maan is 'savonds boven mij, in roode luchtvlammen verrijst de ochtend, O, laat dit een teeken zijn, dat Gij nog éenmaal komen zult op dat ik mijn heugenis aan U versterke voor de donkere dagen.
Dit is, na U zelf, het beste wat Gij mij gegeven hebt: te wéten wanneer Gij aanwezig zijt en wamneer Gij afwezig zijt.
Wat kan ik in uw afwezigheid beter doen dan om U denken en naar U verlangen.
(Woensdagochtend, 10 November)
Ik verlang naar U. Laat mij U zien in mij en laat mij mijn geliefden weder zien in U.
Behang het om mij heen met uwer Schoonheid trossen. Ik zal weer zeer zacht schrijden. Ik zal weêr heel stil kijken. Ik zal u, ik zal u niet storen.