Verzamelde werken. Deel 3. Proza-gedichten
(1920)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 16]
| |
den blauwen zonnedag boven het dorre bruine boschgewas. Het is schoon als een naakt menschenlichaam. De blijdschap ligt licht lachend, uit-gestrekt boven de oude gewaden van het Verleden. Ik was moe; maar ik word gedragen door alles wat ik voel en denk. De moeheid ligt maar als wat overbodig marmerpuin aan den voet van het beeld mijner blijheid. Ik was met het zoontje. Een rood petje had hij op. Hij schudt aan de boompjes, die dan mooi ruischen in de ochtendstilte en strooit zoo de menigte dauwdruppelen er af. Hij vangt den dauw in zijn hand en drinkt die zoo van de boomen. Zijn heele leven lijkt mij een heerlijkheid, waarvan ik elk der bewegingen door en door zoû willen zien en voor altijd onthouden. De vreugde maakt niet angstig, het geluk is niet dreigend. Ik ken zoo de vreugde, die angstig maakt en ik weet zoo, dat zij de hoogere vreugde niet is. Voor wie de vreugde een plotseling bereikte bergtop is te midden van afgronden, ja; maar niet voor wie zij is een lichte levensvlakte, waarover hij vast en luchtig treedt. Want een vreugde, die ik nu zoû ontvangen, zoû niet zijn als een geweldig naderende zee. Maar zoû zijn als een druppel, als een druppel in de zee. Mijn gezicht lacht niet, maar kijkt maar helder, met een bijna weemoedige verwondering over zóo veel zekerheid. Als een trilling in beschaduwd water lacht het aldoor stil binnen in mij. Ik zit dat alles maar zoo rustig aan te kijken. De blaadjes vlaggen als goud-groene vlaggetjes en versieren blij den blaauw gulden dag. Deze zonneschijn is gekomen na de sombere dagen; maar voor het eerst in mijn leven heeft deze vreugdezon mij voor zijn opgang reeds verlicht, in den nacht mijner | |
[pagina 17]
| |
neêrslachtigheid, door den maneschijn van het verlangen.
Telkens gebeurt mij nog iets voor het eerst. Zoû het voor lang mooi weer worden in mijn Leven? Anders komt het mooye immers juist niet, wat te zeer verlangd is? O ja, maar dit behoort, geloof ik, in een zelfde leven, waar de vreugde bang maakt. |
|