VI
Zal ik na den dood van mijn lichaam leven?
Ik, zijnde mijn gedachte-van-Eeuwigheid, leef nú reeds na mijn dood.
Immers in de Eeuwigheid bestaat niet de orde van vóor en ná.
De vraag: ‘zal ik na den dood van mijn lichaam leven?’ kan niet gesteld worden.
Immers ‘ik’ besta uit twee deelen: het lichaam èn de gedachte-van-Eeuwigheid (deel-van-Eeuwigheid, Ziel). Indien leven en dood het tegen-over-gestelde van elkaâr zijn, kan niet gevraagd worden of het lichaam zal leven als het dood zal zijn. Indien wat aangaat de Ziel de orde van vóor en ná niet bestaat, kan niet gevraagd worden hoe het met de Ziel is ná dát er een zeker iets gebeurd zal zijn.