Verzamelde werken. Deel 3. Proza-gedichten
(1920)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 10]
| |
Van de ontijdelijke orde uit bezien, leef ik alleen wanneer het mij bewust is. Toont de wisseling van dagen en nachten, de op-een-volging der verschillende deelen, waaruit de dag bestaat, mij niet aan, dat ik leef op de aarde en in den tijd? Zal ik bij mijn dood het einde, dus de tijdelijkheid, van mijn leven niet gewaar worden? Van de wisseling van dagen en nachten en de op-een-volging der verschillende dagdeelen, bemerk ik weinig. Het schijnt dat er daar, zeer ver van mij af, een menschenlichaam op zekere wijze leeft, dat veranderingen ondergaat, verkleurt, eindelijk bewegingloos blijft en vernietigd wordt; maar ik zal het niet bemerken. |
|