Verzamelde opstellen. Bundel 10
(1907)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 9]
| |
[pagina 11]
| |
Jan Toorop, (Ten-toon-stellingen bij Buffa en Van Wisselingh).Tot de merkwaardigste bezittingen van het Nederland van dezen tijd behoort zijne schilderkunst, de kunst der luisterrijke Haagsche school met Jozef Israëls, de Marissen, Mesdag, Mauve, Weissenbruch en zoovele anderen èn de kunst der rijke en zoo zeer in levensbeschouwing en kunstopvatting van elkaâr verschillende talenten, die, omstreeks 1880 opgekomen, in den tegenwoordigen tijd in vollen bloei staan, samen mèt de enkele lateren, die zich in waarde bij dezen aansluiten. Veth en Breitner, Bauer en Karsen, Van Looy en Roland Holst, Derkinderen en Isaäc Israëls, Van der Valk en Voerman, Witsen en Haverman, Floris Verster en Hart Nibbrig - ik sla er van de besten over! - welk een overeenkomst en welk een verscheidenheid! Tot de verdienstelijkste en toch minst algemeen erkende behoort ongetwijfeld Jan Toorop, de fijne dichter, de psychische artiest, wiens werken thans te Amsterdam, in twee tentoonstellingen verdeeld, te zien zijn.
Verscheidene van Toorop's mannen willen tòch, dat is: zij zetten een onbuigzamen wil tegenover het | |
[pagina 12]
| |
Leven. Het Leven is een alles zacht en onweêrstaanbaar overweldigende macht, maar zij - weigeren, zij weigeren zich te onderwerpen. Zóó zijn een paar visschers op een teekening te Hamburg, zóó zijn de Dorpelwachters van de Zee (no. 34 van de Tentoonstelling bij Buffa); zóó is nog eenigszins het portret van den pastoor (no. 10), zóó is ook, hoewel met minder ziel in het oog dan de figuren op deze drie stukken, de Marker Visscher (no. 38).
Het portret van den pastoor vertoont een straffer teekening, die nog meer één geheel van strenge uitdrukking te weeg brengt, dan de twee visschers-voorstellingen. Maar de zielsuitdrukking, zoo als die culmineert in den blik van het oog, is bij den pastoor geheel anders. Een teekening van dit soort felheid was eigenlijk bestemd om tot kern te hebben de uitschijning van het sentiment van onwankelbaar verzet in de oogen, terwijl de milde goedheid, die uit en om de strenge trekken van de geheele figuur van den pastoor waast, de beeltenis te gelijker tijd tot bepaald persoonlijk portret maakt èn: haar belet de figureering van een diep psychisch sentiment te zijn zoo als de door mij genoemde visschers-figuren. De pastoor ziet er streng en verschrikkelijk uit zoo als hij in de teekening voor ons opdoemt, maar als wij hem goed bekijken méént hij het zoo erg niet en is zijn aard louter degelijke goedaardigheid. Hij kijkt ten slotte zoo alsof hij aan zijn dorpskindertjes ontzachvol en dreigend vraagt: ‘wat doen jullie daar!’ terwijl, door de vaderlijke genegenheid, die hij hun toedraagt, zijn gezicht verder wat schijnt te lachen om zijn eigen strengheid. De goedheid op dit oogenblik in dit gelaat is echter slechts verzwakken van strengheid, maar is niet geworden psychisch begrepen goedheid, zóó zeer dat dit | |
[pagina 13]
| |
sentiment in zíjn soort een zelfde qualiteit zoû hebben bereikt als het haat-sentiment in de visschers-figuren.
Zetten verscheidene van Toorop's mannen een onbuigzamem wil tegenover het Leven, - vele zijner vrouwen zoeken nog en schijnen te zullen zoeken tot den dood, dwalend, treurend van maar steeds niet te vinden. Toorop is een der belangrijkste schilders. Hij is een man van diep sentiment. Zoo eene tentoonstelling ontroert en raakt u dadelijk aan het hart. Denkt om de uitdrukking zijner vrouwenoogen, die gij niet weder zult vergeten. Ik raak de vraag met aan wat schilderkunst is en of dit eigenlijk wel schilderkunst is, en ook niet deze: wat een portret behoort te zijn en of dit wel portretten zijn. Maak een ding, dat nergens toe dient, geen stoel, geen tafel, geen schoteltje, maak een ding, dat niet overeenkomt met een der begrippen, welke vooraf in mij bestonden: geen beeldhouwkunst, geen muziek noch iets anders, - maar laat het mijn aandacht streelen, laat mijne gedachte het dadelijk als iets dat haar lief is erkennen, - ik zal u danken en vragen niet naar meer.
Toorop's vrouwen en kinderen (Meisjes uit Marken, no. 41, en verschillende portretten) kúnnen niet gelooven, meenen nog steeds iets vast te houden, - ‘maar ach, ik kan het niet gelooven’ zegt Kloos -; - Toorop's mánnen twijfelen niet meer, zij wéten maar onderwerpen zich niet. In den mannelijken haat en in het vrouwelijk treurend dwalen resumeert zich voor dezen psychischen artist de houding der menschheid ten opzichte van het verloren Ideaal.
Een der mooiste stukken vond ik Trio fleurig, een tafereel, dat mij aan Mallarmé's gedicht l'Azur deed | |
[pagina 14]
| |
denken. Het zijn drie jonge meisjes, zoo van achttien, twintig jaar, - alles blond, alles blank, alles ròze - in een prachtigen, paradijsachtigen, vlak om hen heen zijnden tuin.... Dit zal nu het geluk zijn.... Iets heerlijkers is niet te denken.... Hier betast mijn geest het Ideaal.... Maar ach, de gezichten zijn verborgen of zij hebben een uitdrukking van verslagenheid, terwijl het licht van den weemoed vlijmend tintelt in het zwart en zilver door de rijke blonde en roode bloemenkleuren. Dit stuk is iets als schilderwerk, de uitdrukking ‘schilderwerk’ op de wijze der impressionisten begrepen. Het bevindt zich tusschen het gewone primitieve impressionisme, zooals dat vertegenwoordigd wordt door het Portret van mevrouw T. (no. 51) èn de andere werken, waar andere opvattingen en sentimenten andere procédés tot voertuig vonden. Dit stuk is een poging om impressionistisch een voorstelling te verkrijgen, - een voorstelling waar de mensch - fysionomiën op sterk geprononceerde wijze een gemoeds-beweging of levens-opvatting uitdrukken in verband met hun omgeving - zóo als Toorop alleen met ander procédé - hoofdzakelijk in het meer getéékende dan geschilderde werk verkregen hééft. Het tafereel moest uitdrukken: weemoed. Deze impressionistische factuur belette, dat deze weemoed, - weemoed over onbereikbaarheid van het Ideaal - werd uitgedrukt door houdingen, gebaren, gelaatstrekken der figuren op de wijze zoo als dat bij de meer getéékende stukken plaats heeft, om dat bij deze impressionistische factuur alle deelen der voorstelling tot het ééne toon-geheel moesten medewerken en het eigenlijke feit der schilderij zich bevindt in het sentiment dat door combinatie van kleuren wordt te weeg gebracht. | |
[pagina 15]
| |
In deze factuur behandeld, kan dus een meisjes-figuur wel weemoed uitdrukken, maar niet méér of niet ánders dan een struik of bloementros, dat is dus alleen door haar kleuren, door met haar kleuren deel te nemen aan den algemeenen toon. Aan 't zoeken zijnde tusschen het primitieve impressionisme en zijn andere neigingen, die bepaalde, geheel apart nadrukkelijke, uitingen van gemoeds-toestanden of levensopvattingen door gelaatstrekken wilden, heeft Toorop in deze schilderij aan de drie meisjesfiguren uitdrukkingen van neêrslachtigheid of ontmoediging gegeven. Daar de algemeene manier, waarin de schildering gedaan is, belette de neêrslachtigheid in die trekken tot psychische hopeloosheid aan te zetten, zoo dat het sentiment zoû culmineeren in de fysionomiën, is nu de neêrslachtigheid in de aangezichten buiten het sentiment der schilderij gebleven, zoo dat de weemoed zich bevindt in het loof boven de hoofden der meisjes maar hun gelaat alleen uitdrukt: ontevreden verlegenheid.
Door een vergelijking met het vrouwen-portret onder no. 9 (portret van mevrouw Bouman - De Lange) komt deze eigenaardigheid van no. 3 nog beter uit. Hierbij zij echter vooraf opgemerkt, dat no. 9 te Amsterdam door de plaatsing niet te zien was; ik zag het echter vroeger te Utrecht. In beide schilderijen is een sentiment van den kunstenaar vastgelegd. Bij elke is het sentiment anders en bij elke is het procédé anders, maar beider factuur heeft gemeen dat er door een kleuren-combinatie één toon gevormd wordt, waarin het sentiment zich bevindt. Het sentiment nu, waarvan de schilderij no. 9 is doordrongen, dat heeft de schilder niet getracht in 't bizonder door de gelaatstrekken der afgebeelde vrouw te doen uitdrukken. De gelaatstrekken zijn alleen de | |
[pagina 16]
| |
gegeven vormen en kleuren, die niets speciaal te kennen geven, en de inhoud der schilderij is het sentiment of de gemoedsbeweging van den schilder jegens zijn onderwerp, (onverschillig of dit een bosch of een menschfiguur is.) Het is daarom, dat Trio fleuri (no. 3) een eminent stuk met poëtische waarde is, maar in het vrouwenportret onder no. 9 de volkomenheid in zijn soort, zonder aarzeling of tegenspraak in de deelen, is bereikt. Trio fleuri drukt een scherp, zoet-vlijmend, gevoelden, maar binnen het etherisch materiaal der lichte tonen betrekkelijk zwaren, weemoed uit (het is geheel als de rijke, zware en zoekende Mallarmé); de vrouwenvoorstelling onder no. 9 geeft een, kostbare en teêre, blanke verrukking, geheel licht in de beide beteekenissen van dat woord.
Tot de meest delicate en uitdrukkingsvolle teekeningen behoort no. 17, getiteld: Portret van Annetje de Meester. Een eigenaardigheid van Toorop is, dat hij in zijn portretten meestal niet geeft realistisch-karakteristieke uitdrukkingen. Hij geeft, bij voorbeeld, niet: een kind met de uitdrukking, die een spelend, en zijn bal kwijt zijnd, kind hebben zal. Maar hij geeft, onder den vorm en met de trekken van een kind, en van één, bepaald, geportretteerd, kind: een figuur: voorstellend de onschuld of de kinderlijkheid, angstig treurend óm het Ideaal of speurend naar het Geluk. Van uit zijn eigen wijsgeerige sentimenten beziet de kunstenaar de wereld en zijn figuren zijn te gelijk werkelijkheid èn incarnaties van zijn begrippen en gemoedsstemmingen.
Tot de interessante stukken van Toorop behooren ook de teekeningen en aquarellen de Drie Bruiden, | |
[pagina 17]
| |
Melancholia, de Scheveningsche bom en Orgelklanken (nos. 44, 46, 47 en 48 van den catalogus - Van Wisselingh). - In Orgelklanken was Toorop wel wat te veel in de richting van Thijs Maris, maar bleef er te grauw en te wild, te ver af van het teêre en stabiele gebeef van den blonden, lichtgrijzen en ròzen Maris. Melancholia is beter. In deze combinatie van blauw en groen en donker, is de kunstenaar zich zelf. Het behoort tot de talloze plaatsen in de geesteswereld, waar deze rijk begaafde zoeker gespeurd en een vondst heeft gedaan. Het belangrijkste is evenwel de Drie Bruiden, terwijl de Toorop-minnaars zich kunnen vergasten aan de kleinere en grootere stukken uit des schilders begintijd, die het eerste, voor de minnaars bekoorlijke, stamelen van dit zeer persoonlijk talent wedergeven. |
|