Verzamelde opstellen. Bundel 9. Rembrandt-bundel
(1906)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 113]
| |
[pagina 115]
| |
De schilderijen door Rembrandt te St. Petersburg.
| |
[pagina 116]
| |
vormen anders voor den beschouwer zouden hebben, doet bezwijken. Deze drie werken samen vormen een van alle andere onderscheiden afdeeling in de kunst van Rembrandt. Nergens elders heeft hij deze gemoedsgesteldheid weêrgegeven. Die dit drietal niet heeft gezien, kent den meester niet volledig.
Behalve deze zijn nog de volgende voortreffelijke werken door Rembrandt in de Ermitage: Het, niet een gesteldheid of bewogenheid der menschelijke ziel wedergevende, maar het een persoon karakterizeerende, oude-dames-portret van 1650-52Ga naar voetnoot1) (No. 829 van den Ermitage-catalogus): nietigheid en lichte ploertigheid van trekken, door een zekeren mooyen goedhartigheids-gloed, die van binnen uit door de oogen komt en zich ook in den glimlach heeft genesteld, goedgemaakt. Een meesterstuk, weêr in een geheel andere soort, ook dit. Hier niet de leelijkheid der vormen, die door de liefde-volle schilderwijze tot schoonheid wordt, zoo als in de Flora, welke Flora geen menschelijke ziels-bewogenheid of menschen-karakteristiek, als tot het persoonlijke der voorgestelde behoorend, te kennen geeft, maar een mystisch-lyrisch-phantastisch schilderwerk is. Hier ook niet de leelijkheid der vormen, die door een groote menschelijke zielsaandoening wordt onbelangrijk gemaakt, als in de vrouw met de witte kap. Maar hier de permanente mooi-goedaardige gemoeds-geaardheid, die met haar licht-glans de ordinairheid der vormen overwaast, en ze waardeloos doet achten. | |
[pagina 117]
| |
Bij deze drie dus, op deze drieërlei wijze, de strijd tusschen het meer directe of oogenschijnlijke èn het diepe, meer innerlijke, - waarbij dit laatste overwint. Vervolgens het knapen-portret, van 1634Ga naar voetnoot1) (No. 843 van den catalogus), dat langen tijd aan Govert Flinck werd toegeschreven. Het is een fraai stuk, een der gladste door Rembrandt gemaakt. Het is een soort van prinsje in kleeding en aangezichts-soort. Hij draagt een rood-fluweelen barret met veêr en een buis en mantel van goud brokaat en rood-fluweel, met gouden tressen afgezet. Zijn gezicht is kinderlijk dik en glad en de donkere, zeer groote, open oogen vullen geheel de kassen. Hij ziet er voornaam uit door den aard der vrijmoedigheid in den mond-vorm en den oogen-blik: niet trotsch, maar met een soort van vanzelf sprekende onbelemmerdheid. Dit portret zoû ook door een Italiaan kunnen zijn, in zijn volheid van klare en geacheveerde factuur.
Eindelijk is er nog het portret van een Turk en dat van een Ouden Jood (nos. 813 en 815 van den catalogus), die mooye eigenschappen hebben: bij den Turk de prachtige tulband, éen ding zijnde met de levens-stijl-vaste en kleurig-levendige oogen-uitdrukking en wangentint, bij den ouden Jood de zwakheid van uitdrukking der oogen met zakjes er onder, de slapheid der onkleurige wangen, en den onwetend geopenden mond onder de duffe baard.
Ik ben op reis gegaan om eenige mij nog onbekende schilderijen van Rembrandt te zien. In de eerste plaats te St. Petersburg. De collectie Rembrandts in het | |
[pagina 118]
| |
Ermitage-museum te St. Petersburg is als de mooiste collectie Rembrandts bekend. Daar het mij om schilderijen en niet om volken en steden te doen was, heb ik mijn verblijf in de steden niet zoo lang gemaakt, dat ik er meer dan enkele vluchtige notities omtrent het aanzien der straten over kan geven. In het Ermitage-museum mocht ik zeer aangename uren doorbrengen. Ik had den Nederlandschen gezant te St. Petersburg verzocht voor mij de vrijheid te vragen om in het in deze zomermaanden gesloten Ermitage-museum te verwijlen en aanteekeningen te maken. Deze had die bizondere vriendelijkheid. Ik heb vervolgens een bezoek gebracht bij den heer Wsevoleffsky, Grootmeester van het Keizerlijke huis en directeur van het Ermitage-museum. Deze verbleef, ongesteld, in zijn landhuis op het eiland Yélagine, grenzend aan de witte zomer-residentie van den Czaar op dit fraaie eiland. Hij betoonde zich een beminnelijk mensch in het gesprek en herinnerde zich met genoegen zijn langdurig verblijf aan het Russisch gezantschap te's-Hage, reeds veertig jaar geleden. Met bizonder verlof heb ik in de stilte van het gesloten museum met de Rembrandt's gezeten en ze heerlijk rustig kunnen beschouwen.
Ik voor mij ben van meening, dat de Ermitage de mooiste collectie oud-Hollandsche, zeventiende-eeuwsche, schilderijen van alle buitenlandsche musea heeft, en dat de Hollandsche zeventiende-eeuwsche school van alle vóór-negentiende-eeuwsche scholen in de Ermitage het best vertegenwoordigd is. Ik bezocht ook de collectie Rubensen, Van Dijck's, Murillo's, Reynold's, de Italianen, en de 17e- en 18e-eeuwsche Franschen. Van Rubens is er een goede Hélène Fourment (Rubens' tweede | |
[pagina 119]
| |
vrouw), een goede Isabella Brant (Rubens' eerste vrouw), een goede Oude Dame in leunstoel, een voortreffelijke Bacchus (no. 550 van den Ermitagecatalogus) en een uitmuntend stuk, met de allegorische voorstelling, onder de gedaante van een naakten grijsaard en eene naakte jonge vrouw, van het Bondgenootschap tusschen het Water en de Aarde, verder een aardig portret van een Kamenier der Aartshertogin Isabella. Van Van Dijck merkte ik op een mooyen Karel I, Koning van Engeland en zijne vrouw, Henriëtte Maria van Frankrijk, verder de portretten der twee jonge ladies Elisabeth en Philadelphie Wharton. Van Murillo, - een meester, die bij de tegenwoordige schilders niet zeer gezien is, een meening, die ik tot mijn leedwezen niet kan deelen - (mits men de beste werken, zooals er te Dresden zijn, indachtig zij, vindt men er naar mijne meening meesterstukken bij) - van Murillo een Aanbidding der herders... Ik kan over deze schilderijen hier slechts enkele aanstrepingen geven. Bij de Italianen vond ik bepaald práchtige stukken. Van Titiaan de Danaë (om te vergelijken met die van Rembrandt!), een Maria met het Christuskind, een Heilige Magdalena, een Venus aan haar toilet; van Paolo Veronese een Mozes in het Rieten Korfje (een ‘waterwieg’!) Van Raphaël twee der allerbeste werken: de Madonna Connestabile, uit Perugia (1503) en den Heiligen George met de orde van den Kousenband, gemaakt in Raphaël's 18e en 21e levensjaar, - heerlijke kleine stukken. Nog andere, goede werken, van Fra Angelico, Sandro Botticelli, Luini, Romano, Perugino. Bij de Spanjaarden een Velazquez: den jongen Philips de IVe van Spanje. | |
[pagina 120]
| |
Van de oude Franschen - bij wie een groote verzameling Poussin's en Claude Lorrain's - vond ik het mooist eenige Greuze's en Lemoyne's, ook van Mignard en Van Loo goede stukken. Watteau en Fragonard zag ik elders beter vertegenwoordigd. Maar de oude Nederlanders, de tijdgenoten van Rembrandt... ik geloof niet, dat één Nederlandsch museum zoo een groote verzameling stukken van ze heeft en zóó véel pracht-stukken. Daar is: de Voorstelling van de Bruid door Van der Helst, een enorme compositie, prachtig (gij weet, dat b.v. Potgieter aan Van der Helst boven Rembrandt de voorkeur gaf), en heel anders dan de Schutters-maaltijd. Mooyer dan alle Van Dyck's hier, vind ik deze Van der Helst. Het is een doek, niet veel kleiner dan de Schutters-maaltijd, naar 't mij zoo op 't oog lijkt iets minder breed maar hooger. De vader en de moeder van den bruidegom zijn op armstoelen gezeten op een terras in den tuin. De bruidegom geleidt, hare hand op zijne hand houdend, de bruid tot zijn ouders. Dit stuk stelt de familie Blaauw voor, met de bruid van den zoon. Het is, naar mijn idee, eenig in zijn soort en niet genoeg te bewonderen, om dat het geeft het wáárlijk aristocratische, bereikt (in onze bloeiperiode) door het burgerlijk Hollandsche. Ziedaar! Dát is het sentiment, wat onze hoogere burgerij in de zeventiende eeuw vervulde. Dat sentiment bevindt zich in het begrip en in het gevoel dezer schilderkunst. Dat zijn nu Hollanders, maar het kon ook een Fransch of Engelsch vorstenhuis zijn. Ik dwéep met de burgerlijke kleine schilderijen van Terborch, Metsu, vooral van De Hooch, ik ben verzot op de boeren van Jan Steen, - hier alle op ongeëvenaarde wijze vertegenwoordigd - maar deze Van der Helst heeft nu juist wat men bij al die anderen vruchteloos zoekt: de noblesse, de majesteit zoû men | |
[pagina 121]
| |
bijna schrijven, in groote afmetingen en verhoudingen, in grooten stijl, en zóó, dat het toch door en door en alléen Hóllandsch is. De hoofden-bouw, de gelaats-uitdrukking, de houding en de kleeding - altijd door en in de schilders-factuur, - is misschien bij de Engelsche vorsten en edellieden van Van Dijck fijner, - er is een gloed van volkomen van zich zelf zekere voornaamheid door deze schildering gegaan, die haar met het beste vorstelijk gevoel, zooals dat leefde in de modellen en in kunst is overgebracht door Van Dijck, zeker minstens gelijk doet zijn. |