Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
aant.Donderdag, 2 Juni 1898, ochtendGa naar margenoot+De sparrewouden dragen op hun takken duizenden nieuwe spruiten, die als geele kaarsjes naar de hoogte staan. De eerste eikenspruitjes zijn dikwijls rood, de eikenblaadjes zijn bronskleurig, licht groen en goud geel. * Er is over-een-komst tusschen het denken aan de sterren, zoo als zij zijn volgens de astronomische zienswijze, het denken aan onze kamerzoldering zoo als die er zoû uitzien door een duizendmaal vergrootend vergrootglas bekeken, het denken aan (in verbeelding zien van) onze moeder als een geheel van chemische werkingen en bacteriën. Het leven zoû niet genoegelijk zijn indien de menschen met zulk een soort Röntgen-apparaat voorziene brillen droegen, dat zij elkander steeds als gevild zagen.
Wij hebben onze oogen, niet zoo zeer om daarvan het zintuigelijk vermogen te vermeerderen door er van buiten iets onbezields tegen aan te zetten, als wel om ze van binnen uit te veredelen en te begeesteren, door steeds mooi denkende te zijn terwijl wij er uit kijken. |