Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
MiddagGa naar margenoot+De kunst is de kunst van onderduiken, had ik het genoegen te zeggen. Als gij, bijvoorbeeld, denkt: ‘nu is er niets, nu denk ik niets’, - als gij dan maar áchter díe gedachte weet te komen, als gij dan maar weet terug te buigen, zóó, dat gij die gedachte ziet, niet meer er ín, maar er áchter, zijt, zie, dan is er reeds iets. Dan zijt gij op een plaats, waar dít mooi kan worden en waar gij andere dingen, die mooi kunnen worden, ontmoeten kunt. De vondsten, die gij doet bij het terugbuigen of onderduiken, en dat òf dingen zijn, die gij dán voor het eerst vindt, òf wel die gij terug vindt na dat zij U vroeger reeds hadden aangeraakt, - zij zijn echter slechts éen bestanddeel van de kunst. Nu komt het andere bestand-deel. Het komt om Uw vondst te modeleeren, om die te maken tot iets moois. * Ga naar margenoot+Gij moogt nooit droevig of neêrslachtig zijn. Namelijk, die diepere verblijfplaats Uwer gedachte, dáár mag het nooit droevig of neêrslachtig zijn. Geen droefheid bestaat in poëzie dan die geuit is bij het licht der blijdschap van haar te zien als iets schoons. |
|