Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddagHet is onzinnig te zeggen, dat het altijd zachte, altijd lieve, op den duur onhoudbaar is. Dat er ook eens felle geest-drift en gevecht en scherpe geestigheid moet zijn. Als gij den klank der woorden Hemel, Paradijs, Geluk hoort, moet gij toch beseffen, dat het hoogste en beste is dat gene wat dáarmeê bedoeld wordt. Denkt gij nu dat in het Geluk, in het Paradijs of in den Hemel, sprake is van scherpe geestigheid, gevecht of feile geest-drift.? Het zachte en lieve in een zekeren graad is het beste. En die het beste heeft zal natuurlijk niet op het minder goede uitgaan.
Maar het zachte en lieve in minderen graad, dat is onhoudbaar. En ofschoon de zon te verkiezen is boven bliksem- en dolk-glans, is bliksemende geestdrift en dolk-glansende geestigheid te verkiezen boven een bord-papieren zon. * Ga naar margenoot+Als haar stemmetje achter een deur tot mij spreekt over iets van het lieve leven, dat in alles is, sla ik met mijn handen op mijn beenen en ga verheugd even naar de lucht zitten kijken. * Ga naar margenoot+Soms zit ik stil te neuriën en komt dan hare stem zingen achter de deur, zonder 't te denken met de mijne mede. * Ga naar margenoot+Ik zat diep in leelijke gedachten. Toen hoorde ik plotseling daarboven hare stem, zag op en zag mij in het licht, in een mooi licht vertrek met iets van bloem-gestengel. Het was ontwaken in feestlijke drukte van felle stilte en licht. * Ik was al wakker, maar mijn oogen toe. Ik voelde mij toen liggen in die andere kamer met haar bizonder licht en bloemen- | |
[pagina 243]
| |
achtige sier. Toen wist ik even dat het niet zoo was. Maar mijn gedachte liet daarvan af en dat gevoel kwam weêr. Het was aangenaam te voelen, dat het zoo was, en toch te weten, dat het niet zoo was maar dat weten onopgemerkt te kúnnen laten. Toen ging een reet van mijn oog open. Het ooglid beefde. Als door een kelderkier kwam 't grijze licht van buiten tot mij in. |
|