Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
MiddagGa naar margenoot+Ik zoû wel denken, dat er een middel is om, zoo lang de algemeene levens-voorwaarden, die ons in staat hebben gesteld, goed te werken, voortduren, en dus de algemeene geestelijke toestand niet zeer gestoord wordt, - telkens op de bepaalde uren weêr aan 't werk te komen. Nu, op dit oogenblik, weet ik níets. Ik ben geheel ledig. Nu weet ik niets te doen dan stil te wachten en te vertrouwen. Nu ga ik maar wat lezen. Het is om dat ik (en dus ook mijn ziel) hongerig ben. Voor zeker werk, is dit een goede toestand. Als ik nu maar door zoû schrijven, uren lang, en niet eten, zoû ik tot iets goeds komen. Maar dit is tegen mijn tegenwoordig stelsel, zoo wel in théorie als in de dagelijksche praktijk. Want ik wil niet het abnormale, maar het normale. Ik gevoel mij nu, op dit oogenblik, kalm, iets als een solide en zich Goethe-achtig ontwikkelende geest. Ik gevoel mij een letterkundige, een niet onaanzienlijk letterkundige. Altijd maar denken en dichten, geduldig, gestadig en langzaam arbeidend, dat is wat ik in het leven denk te doen. Och dan toch, het idee, dat ik in mijn aanstaande vakantie met een onderkin, en hooge borst en oogen voornaam flaauw, zoû loopen om de dingen, die mij nu weêrvaren en waar ik part noch deel aan heb. |