Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddagGa naar margenoot+Door 't donkre park ben ik gegaan. Ik zag den zoeten gloed der lampionnen tegen het zwarte loof der boomen aan. Telkens achter zwarte boomen zag ik weêr die gloed opdoomen. 't Was of uit dien gloed der boomen. Zacht iets op mij toe kwam droomen. Zacht en vreemd, ik zag het aan. Ik voelde mij zoo heerlijk gaan. Achter de verre zwarte boomholen. Beefde op eens de muziek van violen. En eene vreemde goudkleurige klaarte. Zag ik op eens onder 't verre geblaârte. O, wat een licht!
Er stonden er, ach,
Die zoo vreemd rustig bewogen
Maar ik trad in het licht
En een wondere lach
Had mijn gelaat overtogen.
Toen is het geschied
Wat geschiedde, wist ik niet
O wat een goud
O wat een licht
Ik hoorde de muziek
En al de stemmen niet
Gij waart reeds lang voorbij gegaan
Toen ik mij daar zoo stil vond staan
En al het licht zoo bleek werd.
|