Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddag
Ga naar margenoot+In de hooge stilte, op de donker en lichte baren
Zwegen wij zachtjes tot elkare
In den warmen wind
Van de verre boomen
Klonk de zoete muziek
Telkens weêr
En dan weêr niet
| |
[pagina 196]
| |
Toen is het gekomen.
Uit mijne droomen
Kende ik het wel.
En denk dat het Liefde heet.
Gij waart gekleed in teêr wit kleed
Ik heb gezien, dat uw oogen zijn
Als een meer in den nacht, in den maneschijn.
*
Ga naar margenoot+Alleen, alleen met u te zijn
Op het nachtlijk meer, in den maneschijn
Uw handen, uw kleedje, ... gij met mij ...
Ik ben zoo verwonderd
Zoo na bij U te zijn.
Hoor de muziek ... zijt gij van mijn ...
Dit is wel het meer.
Zie, heen en weêr
In het water deint
De sterrenschijn
Is dit de zoele zomernachtwind?
Is dit de geur van de donkere linden?
Is dit de verre oeverklank
Is dit het meer van mijn droomen
Zijt gij, zijt gij tot mij gekomen?
Is, onder de boomen, het feestgezang?
O, gij zijt schoon!
O, uw oogen, o, uw oogen
***
Ga naar margenoot+Ik ben zoo diep bewogen.
Dit kan niet zijn
Waarlijk voor mijn.
| |
[pagina 197]
| |
O hoe even
Beven
De haren om uw gelaat
Zijden gordijn
Waar de maneschijn
Stil in glansen gaat
Ach, hoe teêr
wuiven heen en weêr
draden zilver licht
om uw aangezicht
1.
Nu zijn wij verre
Nu zijn wij in het verre land
Mooi is het hier, niet?
Ziet gij al die sterren?
Die flonkeren bij ons zoo niet.
2.
Kijk, die boomen
Met den lichtschijn er onder.
Kijk, het blauwe meer is hier.
Nu is het donker
Maar toch veel mooyer
Dan een rivier.
3.
De hooge bergen zijn zoo mooi
Die zien wij nu niet
Zij zijn zoo mooi, zoo mooi
Als men zelden iets ziet.
4.
O wat een licht en goud en kleuren
O wat een open deuren
Is dat een huis?
Bij ons in 't land
Zijn de huizen niet zoo mooi
Als in dit verre land.
| |
[pagina 198]
| |
5.
Kijk, zij doen de lichten uit
O wat wordt het nu donker
O wat is het stergeflonker
Ver weg en donker
O leg uwe hand
Heel zacht in mijn arme hand.
|
|