Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Maandag, 3 Januarie 1898Ga naar margenoot+In mijn leven werd iets verschoven, toen bij mij, in avond- | |
[pagina 194]
| |
vreugde, menschengestalten hebben bewogen. Rood was hun wangenkleur. Zwart-purper was de wijn. Ik zag oogen blinken. Ik heb gekust. Ik ben zoo moe. In zwart donker zag ik tintelend zilvren lichtpunten flitsen. Mijn hoofd kwam op, mijn hoofd zeeg neêr, terwijl ik waakte bij mijn slapende geliefde. Ik heb haar stem gehoord, die tot mij sprak in het duister oord. Zacht om te hooren is haar levensadem. Ik ben zoo bang. * Ga naar margenoot+Het is wel prettig om een beetje ziek te zijn. 38 graden koorts. Ik ben nu heerlijk warm, handen, voeten, alles. Er is een soort van warme nevel die van mijn hoofd uit over de omgeving heen hangt. De lamp wordt klein en zoetjes weêrspiegeld door de theepot. Het is heerlijk met de oogen gesloten te zitten en niets te doen of te denken. Alleen in dezen toestand is het mij aangenaam geheel zonder gedachten te zitten. En de dan kleine levensgeruchten in de stilte te hooren. De ziel wordt niet bespeurd, alleen reminiscensen. Toch had ik een heerlijk oogenblik met het witte kindje op mijn schoot, half onder mijn groote kleed, met haar verbonden vingertje. De teederheid vereenzelvigde zich met de koortswarmte. |
|