Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddagGa naar margenoot+Ik kwam in een kamer, waar een pop zoo groot als een mensch op den grond zat. Hij had een gladden kop en akelig lachend gezicht. Rondom hem er waren, die betreurden, dat hij niet leefde. Hij had strak open hel blauwe oogen, een ovaal gezicht en aan de hoeken hoog opgetrokken roode lachlippen. 'k Heb langen tijd mijn blik vast op hem gericht. Toen is hij eerst voor-uit-geschoven op de vloer. Ik heb mijn blik niet van hem afgewend. Tot dat hij eindelijk kwam over-end en heel tot leven, met knippende oogen, sprekenden mond en knikkend hoofd. Ik geloof nu dat het een droom was. |