Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Vrijdag, 31 December 1897, ochtendIk heb u lief. Ik heb u altijd de schoonste gevonden. Ik dacht oppervlakkig: zij is de schoonste en ik heb haar lief; dan kwam daaronder de gedachte: dat zij zoo schoon is, verbeeldt gij U maar wijl gij haar gaarne moogt; maar, in de diepte, dan toch weêr die, dat gij in werklijkheid de schoonste waart. Voor dat mijn wezen uw wezen nog kon naadren, toen ik uw zichtbare schoonheid alleen zag als zoodanig was mijn gevoel voor U gelijk de gevel van een huis, waarvan ik nu het voorportaal ben ingetreden. Maar dat gevoel was niet gelijk de gevel van een kathedraal. Mij komt te binnen herinnering aan U uit onzen eersten tijd. Gij zaat voor zijn venster en achter U was zoo onmetelijke en felle helderheid van luchtgewelf en horizon, dat uw gestalte er zwart door werd, zoo van mij uit gezien. Het was mijn uur van U meest beminnen uit dien tijd, toen mijn gedachte mijmerde aan het werk, dat zij zoû mijmren om U henen. Ik zag toen die onmeetlijkheid van zilverlichte kleur als een verheerelijking om U henen. Ik dacht er toen niet aan of die mij lichtte van U uit of dat het anders was. Maar nu heb ik begrepen, dat uw zwartheid mijner liefde slechts zoo innig mooi kon schijnen, wijl zij de zichtbre zijde was van eene, die in het felste en zoetste onmeetlijk licht verdronken was. | |
[pagina 191]
| |
Nog zie ik uw bovenste haren, hoe die als teêre aâren waren, zoo als men wel in marmer ziet, waarmeê een donkerder figuur, daaraan geheel overgegeven, in het groot wit vervliedt. Misschien was dat gevoel ook wèl gelijk de gevel van een kathedraal. Ik heb in kathedralen zoo tenger vormengrijs in zoo teêr kleurenlicht zien schijnen, dat ik wel eens gehoopt heb van mijn werk te maken een kathedraal van teederheid om uwe beeltnis heen. Maar neen, maar neen! 'k Zie nog wel niet hoe ik der kathedralen teederheid met ronde en onstraffe schoonheid van lenteboomgaard zal vereenen, en weemoeds weenende beek scheidt hier mijn werk in tweën; maar ik zie voor mij toch als een duidelijker beeld van mijn verlangen mijn werk in diamanten helderheid van godlijk schoonen dag de als een wonder gelijktijdig witte en zacht roode bloesemboom van uw leven omvangen. |
|