Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddagGa naar margenoot+Is er van-daag dan niets geweest? Wat hebt gij gezien? Grijs-ròze ebbe als gedreven wolkjes, waar aan de kirn de vlakke zee, als muur van edelsteen, blaauw licht en groen licht, uit hun was gedreven en op was gerezen. Grijze lucht, waarin wel een dof getintel, maar niet iets was als teederheid van een grijs oog. Ik was nietig denkend over verdrietige en nietige dingen, toen dof achter mijn vensterglas en -gaas, de knaap mij zeggen kwam dat de avondlucht toch zoo bizonder schoon was. Zijn stem riep daarna tegenover de lucht rood achter dor boschloover. Ook zag ik mijn geliefde en ging zij aan mijn zij. Zoo lang ik haar zie, met slechts waterklare oogen haar dan toch zie aan mijn zij, mag geen dag gaan zonder iets moois voorbij. * Ga naar margenoot+Ik loop in scherts, - maar een scherts die ongedwongen gaat wijl er in mijn gedachte ernst achter Staat, - wel eens in 't bosch gearmd met haar in een houding, die ik gezien zal hebben van edellieden - midden- of achttiende eeuwsch, in een tooneelhofhouding, statig van been en arm en opgezet van borst, het hoofd schuin naar haar overhellend en de gelaatsuitdrukking van hoffelijke minnarij, veel-zeggend zwijgend met kleine oogjes en breeden glimlach of met veel drukte van stijl-stijven zwier haar hm!-mend sprekend van 't natuurschoon en van de millionairen hier. Het zoontje bootst dan wel met zijn klein lijfje na de nieuwe vertooningskuur van zijn heer papa. De boomen scholen samen met hun meter-lange zwanen- halzen Denke' er het hunne van en smoezen meêwarig over dit eenzaam walsen. |
|