Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdZondag, 12 December 1897, ochtendHet bespeuren dat ik hem zoo door en door zie als hij niet kan vermoeden dat ik hem zie, geeft mij zelfs erbarmen met een slang of adder. Dat hij in mijne macht is, en zonder het te weten, maakt hem onschendbaar door mij. * Er zijn boomen, die zijn als slangen-nesten kronkelend tegen den hemel op. * Ik vind waarlijk haar volmaakt. Indien het Liefde is, die mij haar zoo doet zien, is zij waarlijk volmaakt, daar men in Liefde alleen de Waarheid ziet. De onvolkomenheden geven den laatsten stoot aan de volkomenheid. Zij zijn als de halshaartjes, die argeloos neêrhangen en die het állerliefste zijn. Bij het denken aan die gaat er een licht beven door de spiegelende gedachte. * Haar leven is een onbeweeglijk blanke gloeying die, even als wit gloeyend metaal, geen smart maakt in wat het aanraakt. Haar hand streelt als zij eigenlijk bedoelde te kastijen en doet nooit pijn. Indien ik zoo als zij het leven zien kon, zoû ik het schoonste kunstwerk maken. Indien ik zoo als zij het leven kon leven, was ik zelf het schoonste kunst-werk. | |
[pagina 158]
| |
Daar het Leven 't schoonste kunst-werk is, is het maken van een kunst-werk iets minders dan het Leven stil en schoon te leven. Maar voor hen, die eenmaal wetend zijn, is het zoetst te arbeiden om het Onwetende zoo dicht mooglijk te naadren. * Daar Zij geheel godlijk is, is Zij geheel onschendbaar. Al zoû zij, wat een dwaze angst mij nog gevaarlijk vinden doet, even zien in mijn bewegend Weten, zoû haar onbeweeglijkheid toch niet verandren. Al wat zij aanraakt, wordt daardoor daadlijk tot háar schoon gemaakt. * Ga naar margenoot+Onvergelijkelijk boven de zotte toeren der árm-zaalge zielehoeren, is haar óngebroken ziele-lichaamlijkheid, éen godlijkheid, éen maagdlijkheid. * |