Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Maandag, 6 December 1897, ochtendIn Pleizier zijn Haar schoone oogen groen
In Geluk blaauw, met tranen-klaren schijn.
* Nu ik de bloedstijging gevoeld heb als roode vloed van bloed statig stijgend over blanke eb, wel benauwend maar toch aangenaam in gevoel en daardoor schoon in beeld, - zoû dat nu heel in 't klein hetzelfde leven zijn als wanneer een mensch genoegen heeft in pijn? * Toen ik een der toppen van het Leven had bereikt, en daar zag het Niets, - was ik niet in Helderheid. Dit was het ziele-, niet het godlijk leven. | |
[pagina 141]
| |
Misschien is dit een top in 't schaduwrijke zieleleven, in 't klein gelijkend eenen hoogen top in Helderheid. * Ga naar margenoot+In den heeten en teêren bol van 't hoofd, heb ik telkens hooren zeggen: ‘wees gerust, uw leven zal goed voortgaan’. * De kleine leden van den knaap bewogen bevallig in verrukking. Geen dans is mooyer dan die der Blijdschap van het kind. * De kleinen waren in het donker. Toen is een hooge Heilige gekomen in statig wit gewaad, die uit den hoorn van overvloed van zijne schoon gebogen blanke goedheid hun in het duister heeft toegestrooid de heerelijkste dingen. Zij ontvingen die stil met graâge handen en ver-wonderd in gedachte. Toen hij voor-bij was, zijn zij en de dingen in het licht gekomen. En 't was onoverzienbaar onder het roode blozen hunner wangen vlak bij de groote dingen en 't niet-kunnen-gelooven hunner gelukkige oogen. * Ga naar margenoot+Als mijn arm naakt haar arm aanraakt, voel ik in die een schoone warmte en in de mijne niets. Het is of dit het warme Leven der Schoonheid is, dat ik dan mis. |
|