Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Saturdag, 4 December 1897, ochtendGa naar margenoot+O Liefde, die zijt voort-gekomen uit Helderheid, Gij zult mij niet verlaten. Ik geloof, dat ik heb overwonnen, maar de overwinning heeft mij zwak achter-gelaten. Mijn stem klinkt pijnlijk in den leêgen hemel van mijn hoofd. In den voor-avond had reeds de schaduw van de zon, die zacht rijzen zoû, in mij bewogen. Toen is de heldere en teere dag gekomen en met schroom ben ik lichtelijk genaderd tot het Beeld. Toen ben ik tegenover Haar gekomen; mijn geheele wezen was zóo verteederd, dat het de kracht niet had, welke die teêrheid schrage. | |
[pagina 139]
| |
Toen heb ik helle stemmen vernomen en is de lach van den nijdigen Booze gekomen. Die heeft vermeid het zachte Droomen mijner Gedachte. Ach, wat hij heeft weggenomen schijnt mij nu het aller-schoonste. Toen is Teerheid ontwaakt en het gevecht begonnen. Eerst werd de Booze niet geheel verwonnen. Maar toen is Teerheid weenend hoog gerezen en heeft met haar blaauw en rein vlammend zwaard den Booze tot den Dood verwezen. Na dien tijd is het zoo stil en verlaten. Klein dievenvolk sluipt en ijlt langs de straten nu mijn hooge gasten mij hebben verlaten. |