Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddagGa naar margenoot+Wij zijn naar het menschendorp geweest. In vliegende vaart en gaten slaand in de lucht zijn wij teruggekomen. En toen had je onze oogen, groen van pleizier moeten zien en onze felle stemmen hooren. Wij waren toch zoo opgewonden. Wij staken een augurk tegen ons voorhoofd in plaats van in den mond en namen peper voor snuif wat ons verschrikkelijk niezen deed. Wij hebben tegen een jongen in den winkel meneer gezegd, dat maakte hem zoo dol van pleizier, dat hij al het speelgoed voor ons heeft opgewonden, zoo dat schapen, geiten, paardjes, wagens, tollen, ballètjes met hemel- en vrouwe-wolken, spoortreintjes, roeletspelletjes en orgeltjes, alles draaide voor ons in de rondte. Poppetjes dansten, trompetjes piepten, trommels en bekkens sloegen. Wij jubelden en riepen alle door elkaâr, met den winkeljongen meê. Wij riepen hoera hoera, de harlekijntjes duikelden, ieder van ons zoog op een bálletje. De een van ons kocht telkens maar wat voor drie centen en stond de heele koekebakkerswinkel leêg te eten. De ander was duizelig om dat-i alles even mooi vond. Hij stamelde maar en wees ten slotte naar de gewoonste vensters met oude gordijnen er voor, roepende dat het prachtig was, en dat-i dáar naar toe woû. Wij hebben chocolaletters gezien zoo veel dat je er de heele Bijbel-text wel meê tegen de lucht zoû kunnen zetten, en vlegelig poepende poppetjes en suiker-kindertjes ròze in witte suikeren wiegjes, zwarte chocolastoofjes met groene testjes, weduwen van fondant, heerlijk in 't gebruik, renteniers en beursmannen | |
[pagina 138]
| |
van papier en gekleurd suikergoed, priesters en rechters van marsepijn, taai-taai Van Deventer, stapels Van Halletjes, erg strooperig, vrijers der middeneeuwen van stijve harde koek, dominé-spelletjes van zoete cacao, een pastoorsmuts van borstplaten-goed. Op eens regende het van boven oranje borstplaatjes. Wij zagen op en te midden van riddertjes der Utrechtsche Balije was daar een nette lieve dame met een oranje gezicht, met fijne pommade in het haar, zijden vleugels van Hirsch, en een kroontje van klinkklare klontjes, die die borstplaatjes minzaam spoog op onze borst. Door een park van taarte-goed met konfituren- en pralinelaantjes, zijn wij toen teruggegaan. Op de geele boomen van zoet-hout, zat de Heilige Geest in witte suikeren duiven, die vaderlandsche liederen kweelden. En wij kwamen een lange goederentrein vol bruidsuiker tegen. Moppen-manna hagelde het allerwegen. * Ga naar margenoot+Het pleizier, het lief pleizier als een groenende boom op dezen vroolijken blauwen dag. Zij was in 't groen; groen waren hare oogen van pleizier. Jong groene oogen in het wit-blanke gelaat
Ook is alles zoo goddelijk mooi op de straat.
|
|