Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddagGa naar margenoot+O, Vriend, gij, die alles weet, die denkt alles gedacht te hebben, zeg mij nu wat de Waarheid is. Ik was tegenover Haar, toen heb ik gevoeld in weemoed die naauw'zoet was maar zeer zwaar, dat daar onder ging bezwijken mijn werken aan het Beeld van Haar, dat ik in mij draag wonderbaar en ook door mij nog niet gezien. Ik voelde het af-beelden in mijn werk van haar Aanschijn en Gebaar, heel het bewegen mijner Ziel rondom de Hare, die zoo stil is en niet Weet, als een schending harer Ziel, als eene schending van het Godlijk Wezen, dat zoo lief woont in haar. Ik voelde dit met diepe zekerheid en dacht het dierbaar werk te staken liever dan iets te doen in strijd met een zoo zoet en rein gevoel.
‘Toen gij waart in Helderheid, is uit de Helderheid ontstaan de warme baan der Liefde. Daarin hebt gij gezien het Beeld van uwe Liefde. Toen hebt gij geweten dat gij moogt leven om te pogen met uw arme handen dat Beeld van Liefde en van de Helderheid, aan Helderheid en Liefde weder te geven. Het lieve Wezen, dat de Liefde, voortkomend uit de Helderheid met Helderheid voor u bevrucht heeft, doordringe u zoodanig dat zij ook Moeder zij der kinderen van uwe verbeelding. Gij moogt doen wat gij hebt geleerd in Helderheid.
‘Dwalend zijn de wolken van weemoed. Vast is het Licht der Helderheid. En nu het niet meer door u wordt gevoeld, heeft het de Wetenschap toch in U neêrgeleid dat gij U niet moogt laten leiden door Gevoel dat met haar komt in strijd.’ | |
[pagina 112]
| |
Gij zegt dit en ik zie het in. Maar ik ben iemant, die alleen leeft bij Gevoel, en daarin altijd vond mijn Zekerheid. Wilt gij dus, dat ik niet zal bezwijken, laat mij dan spoedig in gevoel beseffen, dat ik mag beelden wat ik omtrent Haar gevoel, zonder mijn Doel in 't Hart te treffen. |