Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+Dinsdag, 23 November 1897, ochtendStil, o stil, o stil Toen in den gouden lichtschijn van de lamp in duisternis ik haar gelaat met zachter goud zag schijnen, wijl over 't mijne was dwalende duisternis, waarin het bleek en 't glimmend bruin van oogen naauwlijks gloorde, heeft zich een hooge bevende donkere gouden schijn in mij verheven. Het was of ik in stille druppen mijn ziel de kleine woordjes hoorde weenen, die ik haar zegde toen wij nog samen waren, spelend het leven als kindren met elkaâre. Toen kon ik Haar af-beelden. Toen had ik gebaren, die als de hare in een doffen spiegel waren. Toen kon zij zich, zij 't slechts weinig, in dien spiegel zien. Maar nu ik dwaal in dezen hoogen nacht, hoe zal ik nu wedergeven iets van haar lieve leven, waar al-tijd zacht Gods zon uit lacht. Heb ik nú eerst in haar aan haar gedacht
Want om haar te zoeken ging niet alleen
Mijn ziel ver heen, maar liet ook haar alleen.
| |
[pagina 111]
| |
Ga naar margenoot+Ik zat ter neder in zoo hooge bewondering
Voor zoete Moeder in wie het Kind mij is geboren.
En in de hooge wolken mijner Duisternis
Zag ik haar Aanschijn gouden gloren.
|
|