Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddagGa naar margenoot+Als ik mijn stem hoor in mijn hoofd, hoort die vreemd aan in de stilte, waarin anders alleen mijne gedachte leeft. Hij hoort niet mooi aan, maar mijn gedachte voelt wèl mooi aan. Misschien dat ik eerst schoon geluid, bij 't stil herhalen, in mijn geschreven woorden vinden zal, als de stem waarmeê ik spreek zoo mooi zal zijn als mijn gedachte. Ik denk wel eens als ik iets hoor nadat ik het gezegd heb, zoû Zij dat ook hebben kunnen zeggen. En meestal moet ik mij dan bekennen, dat die te leelijk was dan dat de toon door Haar geuit had kunnen zijn. Veel van het door mij in schrift gebrachte klinkt mij zoo hard, dat ik er niet herken het zachte leven van mijne gedachte. | |
[pagina 105]
| |
Als ik mijn Ziel niet voel, voel ik mij zoo alleen. Vooral in 't schoone landschap om mij heen. En zoo als vroeger de stilte vreemd mij scheen als ik er mijn Ziel in hoorde, is zij mij nu vreemd als 'k haar níet hoor; anders is zij gewoon. Ik heb de zon zoo schoon zien ondergaan. Zij gloeide naast het witte huis als een groot rood vuur. Daar boven was een groote wolk, van vorm en kleur als een groote roos, waartegen 't fijn geblaârte van de boompjes zoo mooi uitkwam. De weg was dáar, ook met een mooyen zacht gekleurden glans verlicht. De boomen stonden allen zoo stil te wachten. Ik keek al naar de kinderen, die daar speelden. Ik zag alle wegen openliggen. Ik liet door met mijn hand 't gezicht half af te sluiten, het licht schoon voor mij schijnen in de laan. Ik vroeg al wat de roode glans toch is om zwarte takjes tegen blaauwe lucht waar warm licht van wit gouden zon op schijnt. Maar mijn ziel liet mij alleen. |