Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdWoensdag, 17 November 1897, ochtendGister-avond een lichte schicht van weemoed in mij bij 't zien van haar gezicht. Later dorst ik haar niet aanzien wijl ik haar door een wolk omhuld van mij gescheiden zag. De hemel heeft zich bedekt. * Ga naar margenoot+Van-nacht zag ik mij in gedachte van het warme rood bloeyende in verrukking opzien naar het gouden licht daarboven, met angstig saamgetrokken oogen, die het niet geheel in klaarheid zagen. Ik dank U, dat Gij mij, in vele tafereelen, die er rijzen voor mijn innerlijk zien dag aan dag de waarheid kennen doet. O gouden zon, gij zult mijn rooden akker niet verlaten! Ook dacht ik toch nog: hoe gelukkig dat wat ik nu ontvang te weten alleen in Liefdes warmte verschijnt. In mij is nu de Liefde, want wat zich uit mij naar buiten keert, zijn niet de | |
[pagina 94]
| |
dingen in hun koel uiterlijk kleed, maar de dingen zacht naakt in warm liefde-bad. * Ga naar margenoot+Het was van-ochtend een schoone grijze dag. Een zoete regen viel. Ik zag een groote zwarte vogel vliegen door de witte mist, die de boomen omhulde. Bij de eerste bewegingen van den dag, bij 't wenden van mijn hoofd, gevoelde ik nog: Elke beweging is gelukkig, omhuld van liefde-damp. Hoewel 't van enkele slechts wordt bemerkt. En dan, geloof ik, 't meest in hare tegenwoordigheid. * |
|