Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdMiddagGa naar margenoot+Wij gingen over de frissche avondvlakte, blij dat de zon achter de half ontblaârde beukentakken zoo mooi gloeide. De klare gloed was naar ons toe. Haar gelaat was zoo klaar. Ik zag het van heel dicht-bij. Toen wij er aan kwamen, was hij reeds weggezonken. Er was een kleine roode plek als van een verren brand. Wij gingen terug. Alle boomen stonden als gewoonlijk. Maar hoe ruischend zijn de dorre blâren. Je loopt als in de zee. Vooral als twee beminde voeten gelijk met de jouwe ruischen. En dan, als het uit is, nog even, de laatste kleine ruischinkjes. * Ga naar margenoot+Ik weet dezer dagen weêr duidelijk met mijn gevoel wat er gebeurt, hoe het schokje is, als er goed werk ontstaat. Wat zoû ik het prettig vinden, om dat - in termen van ziele-natuur- kunde - naauwkeurig te kunnen zeggen. Maar het is te subtiel, het is vee] subtieler dan de zekerheid, waarmede men weet of gemaakt werk goed is of niet. |
|