Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Donderdag, 11 November 1897, ochtendAls ik, op een verren tocht, mijn jam aan een kind geef en eet zelf mijn botram zonder iets er op, dan krijgt die botram een bizonder soort aangenamen, zuiveren smaak. Namelijk niet een zintuigelijken smaak ofschoon ik dien toch met het zintuig gewaar word. Het is een hooger soort smaak dan bij voorbeeld kreeftensoep of artisjokken. * Om den wille van het gracelijke móét ik de helft van den appel, dien ik eerst zelf heelemaal dacht op te eten, wel weggeven. Onverdraaglijk van linkschheid en slechten-toon gevoel ik mij als ik den ander laat toekijken. * Ik heb bemerkt, dat ik meer dan éen mensch bemin. Zouden de objekten voor dit gevoel aldoor vermenigvuldigd kunnen worden? | |
[pagina 83]
| |
Dan is het maar goed om buken te wonen, want wat zoû iemant in een stad beginnen, die van elke beweging van elken voorbijganger een aandoening van liefde kreeg! * Ik ben bezig de menschen te gaan zien alsof het broêrtjes en zusjes van mij waren, waarvan sommige leelijk doen om dat zij niet beter weten. Ga naar margenoot+Uit een meneer in een eigen rijtuig maak ik nu niet de gevolgtrekking, dat de wereld niet harmoniesch is, daar ík er eigenlijk in moest zitten; maar ik denk meer: hoe aardig, kijk die eens met een keurig paardje en karretje spelen. * |