Over literatuur, (de heer F. Netscher)
(1886)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 48]
| |
Ik kan hem nu niet meer de hand geven, want natuurlijk heeft hij na de vorige bladzijden mij al lang den rug toegedraaid; nu ga ik hem dus alleen maar een beetje op zijn schouder kloppen, om dat ik het toch wezelijk goed met hem meen. Ik zal hier geen verhandeling schrijven om het verschil der prozakunst, die men als naturalistische aanduidt en de hedendaagsche andere. Het groote onderscheid is eigenlijk, dat de naturalisten talent hebben, voortvloeyend uit de hun eigene hier ook niet nader te omschrijven artisticiteit, terwijl de anderen dat missen of het ten minste in veel geringer mate hebben. Maar genoeg. Iedereen weet wat ik bedoel, als ik zeg: de Heer Netscher behoort tot de school der fransche naturalisten. Hij schrijft novellen, die van aanleg blijk geven. Hij volgt zijn modellen terecht in hun verwaarlozing van de elders gebruikelijke zoogenaamde intrige der novelle. Hij schetst eenvoudig stukken leven, waarvan het begin, het midden en het eind slechts bepaald worden door het harmonie- en kompozitiegevoel der bij het bestudeeren dier stukken leven in zijn artisticiteit ontstane stemming. Al blijkt uit zijn werk, dat zijn stemmingen, niet van de zuiverste spontaneïteit zijn, maar meestal gewekt door dat hij zich de werken zijner fransche voorgangers herinnert, al gelijkt, om het grof te zeggen, de wijze waarop de Heer N. in den ‘Val van een minister’ 's Lands vergaderzaal heeft gezien, en waarop hij in ‘Oproer in het ballet’ balletmeisjens heeft gezien, en waarop hij in ‘Miss Nelly’ een café-chantant heeft gezien, en waarop hij in éen woord in ‘Een Logeetje’, in ‘Marietje Veenders’, in ‘Uit den Verkiezingstijd’, in ‘Stille waters’, enz., de waereld heeft gezien, wat het sentiment aangaat en de sensaties, op Son Excellence Eugène Rougon, op Nana, op Bruxelles rigole, enz., enz., toch heeft hij het talent gehad om die zaken ook op zijn beurt te zien en ze weêr te geven in een hollandsch, dat door zijn nieuwheid, frischheid en plastische intensiteit boven vergelijking met wel- | |
[pagina 49]
| |
ken anderen Hollandschen novellist van het oogenblik ook verheven is. Men heeft den bundel maar op te slaan om op elke bladzijde de uitmuntende vondsten van het talent des Heeren Netscher te zien blinken. Bijna al zijn nieuwe woord-kombinaties, zoo als ‘vuil-bruin’, ‘wiegheupend’, enz. zijn evenveel aanwinsten voor de taal, Sommigen hebben tegen zulke nieuwigheden, wanneer deze niet, zoo als zij zeggen, op de taal gegrond zijn, niet volgends de leer der taalvorming zijn te verklaren, maar dit zijn taalgeleerden of taalkundigen, die, bij het beoordeelen van taal, van een andere praemisse uitgaan als wij. Al zoû een woord ten zeerste strijden tegen de geschiedenis, tegen de genealogie van de taal, - zoodra het met zijn klank naauwkeuriger iets aanduidt dan een bestaand woord zoû kunnen, is een artiest volkomen gerechtvaardigd, wanneer hij zoo een woord gebruikt. Door mooye taal, door mooyen stijl verstaan wij niet logiesch en netjes rondloopende zinnen, maar klankenreeksen, die nieuwe gewaarwordingen geven aan den artistiek ontwikkelden lezer. De mooiste stukken uit den bundel des Heeren Netscher zijn: p. 135, van de 16e regel van boven tot de 31e; p. 140, van de 16e tot de 21e; p. 141, van de 17etot de 26e;p. 142, reg. 1, 2, 3; p. 143, reg. 1, 2; p. 202, reg. 2-21; p. 232, reg. 29-38; p. 233 geheel. De mooiste schets van den bundel is: ‘Stille waters’; daarna volgt het tweede gedeelte van ‘Marietje Veenders’; daarna ‘Jan van Diepen’; eindelijk ‘Een Logeetje’. De overigen zijn minder. Men zoû de schetsen van den Heer Netscher in impressionistische en naturalistische kunnen verdeelen. De impressionistische zijn: ‘Herfst in 't Woud’, ‘Miss Nelly’, ‘De laatste eer aan een overledene’. De naturalistische zijn de beste. Een van de dingen, die ook in den Heer Netscher te waardeeren zijn, is de groote ijver, waarmeê hij zijn zaak dient. | |
[pagina 50]
| |
Voor de popularizeering van het fransche naturalisme in Nederland heeft hij veel gedaan en hij kan er in 't vervolg nog veel voor doen, ook. Als Nederland eindelijk in die ontzachlijke literatuur meer belang zal gaan stellen, zal dit grootendeels aan den Heer Netscher te danken zijn. Krachtige en werkzame naturen als de zijne moeten zeer op prijs gesteld worden door elk, die de literaire kunst liefheeft.
En hiermede meen ik mijn lezers en den Heer Netscher vaarwel te kunnen zeggen. |
|