daar heel van ver; 't is een uwer keizers, die daar wordt vermoord; en dien andere, nog luider, dat is uw geliefde koning, die valt.
Wij zijn de Revolutie in de Literatuur.
Ja, wij zijn moê gesard, ja, wij hebben ons moê geërgerd. Op het puin van wat gij gesticht hadt en op uw lijken, zullen wij gebouwen zetten zoo hoog en zoo schitterend, dat gij uw oogen ziek zoudt hebben gekeken, zonder ze nog te hebben overzien.
En wat staat onze revolutie ver boven de maatschappelijke! Ons verzet is de strijd van de opperste krachten der natuur, van de hoogste organismen van het bestaande, de toornklacht van de fijnste snaren van den menschengeest, van de verbeelding en het vernuft.
Wat waereld! Wat menschen! Wij dragen een waereld vol menschen in ons gemoed, die wij storten over de stoffelijke waereld, om haar de hoogste genieting te geven, en in enkele uren een eeuwigheid van vreugde.
Wij kunstenaars, wij zijn alles, wij alleen zijn het geluk en de liefde van de toekomst.