241
[aan L. van Deyssel]
Amsterdam, 29 Sept. 1903
Rokin 74-76,
hoek Wijde Kapelsteeg
Wel Ed. Geb. Heer,
Tot ons leedwezen bemerken wij uit Uwe geëerde letteren van 26 September l.l. dat
ons schrijven van 24 September l.l. verkeerd door U is opgevat.
De Heer Verwey heeft de overeenkomst opgezegd op gronden die zeer positief de
uitgave van het tijdschrift betreffen. Wij mochten dus niet anders doen, dan U
die opzegging overbrengen. De Heer Verwey beweerde, dat het belang van het
tijdschrift vorderde, dat zijne belofte aan een medewerker werd vervuld en daar
niet alleen wij overtuigd zijn, dat de heer V. een goed redakteur is, maar wij
dat ook uit Uw mond in der tijd vernamen, meenden wij in het belang van het
Tijdschrift aan zijn verlangen te moeten voldoen, zonder aan Uwe rechten te kort
te doen.
Het zelfde kan zich morgen van Uwe zijde voordoen en [zo] zoude op den duur het
tijdschrift een uitbreiding krijgen, welke wij niet wenschen omdat de uitgave
dan met verlies zou plaats hebben. Wij hebben echter volstrekt niet geschreven,
dat onmiddellijk de nieuwe toestand moet intreden, maar wenschen een
scheidsgerecht. Zeer zeker gevoelen wij wat ook voor de tweede eisch van den
Heer Verwey en dat wel op grond vooral van Uwe klachten, dat het tijdschrift
jaarlijks niet genoeg vellen druks bevat om de gewenschte afwisseling te
krijgen. Zeer zeker is dan een beperking der bijdragen zoowel van redakteuren
als van medewerkers gewenscht.
Wij hopen dat het U hiermede duidelijk zal zijn, dat niet de overredende stem van
den Heer Verwey, maar de door hem aangevoerde redenen ons aanleiding gaven zijn
eischen aan U over te brengen. Dat wij in der tijd niet aan Uw eisch, n.l. te
helpen den Heer Verwey uit de redaktie te zetten, konden voldoen, had zijn
natuurlijke redenen.
Eerstens lag de door U opgeworpen kwestie geheel buiten het tijdschrift, en
vervolgens wildet gij den Heer Verwey niet de gelegenheid geven zijn onschuld
(of zijn recht of gelijk) te bewijzen aan U of aan arbiters. U wenschte dan ook
dat wij in dezen beweegredenen, welke geheel buiten het tijdschrift en buiten de
kwestie lagen, zouden doen gelden. -
Nimmer was het Uw eisch, dat van Dr. V. Eeden geen
bijdragen meer mochten opgenomen worden. Zonder eenige aarzeling zouden wij dan
onmiddellijk een scheidsgerecht hebben samengesteld.